vrijdag 11 juli 2014

Troostprijs

Met de nagalm van een paar heftige onweersklappen nog in mijn hoofd begin ik aan dit rondje hardlopen. Alsof een aantal motorclubs, uitgerust met fosforzwaailichten, in vereniging over de snelwegen A73 en A50, oprukten om het centrum van ons dorp te gaan bezetten, zo kondigde het onweer zich vroeg in de nacht aan. Bij talloze flitslichten en dreigend gerommel, voegde zich regen die op het platte kunststofdak roffelde waaronder wij van onze slaap wilden genieten. Een paar klappen klonken als slagen op een grote trom waarin ik opgesloten zit. Dan wil je wel even je bed uit om rond te zien: staat alles er nog?
         Tot nu toe, ik heb de Waalbandijk bijna bereikt, heb ik niets verontrustends waargenomen dan een paar forse takken die niet langer onderdeel uitmaken van een peppelboom aan de Tempelstraat. Wel hoor ik een koe loeien alsof het in nood is. Het dier houdt vol onderwijl ik verder ren. Af en toe is het even stil en steeds als het loeien wordt hervat klinkt het dichterbij.
         Uit de damp doemen koeien op. Rode Geuzen. Twee, fors uit de kluiten gewassen stieren, staan met hun koppen tegen elkaar aan te drukken. Hun horens grijpen in elkaar. Een van de twee poogt zich iets terug te trekken opdat ruimte ontstaat voor een flinke optater. Zijn opponent echter, geeft hem die kans niet door hem in zijn beweging te volgen. De dieren volharden in stilte hun gevecht. Traag draaien ze om elkaar heen waarbij vier achterpoten door de ruwe begroeiing ploegen. Van hun strijd ben ik momenteel de enige getuige, voor de duur van de paar minuten die het mij kost om deze arena te passeren. Ondertussen gaat het loeien verderop met korte tussenpozen door. Dat mistroostige geluid past helemaal bij de loodgrijze deken van klamme zomermist die over ons ligt.
         Ik loop in op een soortgenoot die langzaam en log, zonder om te kijken van de kemphanen wegloopt. Eveneens een forse stier. Hij laat zijn schouders afhangen. Aan zijn hele gestalte is af te lezen dat hij niet lang daarvoor verslagen is. Dan zie ik een vierde mannetjesputter. De lawaaimaker. Hij strekt zijn hals omlaag en laat een laag geloei klinken. Hij loopt, sneller dan het hem achteropkomende dier, in de richting van wat de rest van de kudde lijkt te zijn. Op het moment dat ik vlak achter de vierde ren – ik uiteraard op de dijk, hij langs de afrastering van de uiterwaard – loeit het beest extra luid, gefrustreerd vind ik, waarbij zijn stem overslaat. Hij versnelt zijn pas zodat wij gelijke tred houden.
         De kudde heeft zich verdeeld over een stuk grond dat afwisselend is begroeid met ruige grassen en struiken. Veel koeien hebben een kalf bij zich. Alle volwassen dieren tonen zich alert. Er is er geen die graast of herkauwt.
         De stier voor mij loeit nog eens overslaand en stormt met zijn kop laag bij de grond af op wat misschien de leidende koe is. Zij heeft twee kalveren bij zich. Wij, de waakzame koeien en ik, zien hem vlak voor haar zijn pas inhouden. Hij loeit een laatste keer, luid en mismoedig.
         Pas op dit moment begrijp ik wat hier gebeurt: vier stieren knokken om het leiderschap. Deze hier, de eerste die verslagen is, eist zijn troostprijs, eist haar zonder daarvoor te vechten. Maar die komt hem niet zomaar toe. Het is als met het Wereldkampioenschap Voetbal. Vier teams mogen strijden om de eer. Twee zijn uitgeschakeld, likken hun wonden maar lijken onwillig te strijden voor wat een troostprijs wordt genoemd.
         Dit podium kent echter drie ereplaatsen. Twee worden reeds bezet.
         Ik hoop dat zaterdagavond, afgezien van falende scheidsrechters, presidenten en andere toevalligheden, het beste team dit derde, eervolle platform zal betreden.
        

         

Geen opmerkingen:

Een reactie posten