dinsdag 8 juli 2014

Scheren

Regen. En het is duidelijk dat daarin de komende uren geen verandering komt. Begrenst door de klep van mijn pet is mijn wereld klein genoeg om mij als een huisjesslak in mijzelf terug te trekken, onderwijl mijn benen als vanzelfsprekend het hardlopen voor hun rekening nemen.
         ‘Schrijven is je verplaatsen in een ander, of naar een andere plek’, schrijft Frank Houtappels boven de weergave van zijn interview met Thomas Verbogt. En dat is precies waar ik nu mee bezig ben. Vanuit de badkamerspiegel kijkt ik mijzelf aan, wazig als een sterk bewogen foto en voor een deel verborgen achter een laagje scheerschuim. Toch, onmiskenbaar, ik ben het zelf. Op het eerste gezicht is er sinds gistermorgen en alle morgens daarvoor, niets veranderd aan dat beeld, hoewel ik mij er meestal niet van bewust ben dat wij elkaar aanzien, mijn spiegelbeeld en ik.
         Vanmorgen was ik nog maar net wakker uit een verwarrende droom. Eigenlijk droomde ik nog voort toen ik op blote voeten voor de wastafel stond en de stoppeltjes van mijn baard van één dag onder een schuimlaagje verborg. In die droom was ik voortdurend op zoek geweest naar een glassnijder die ik aan het begin van de droom gebruikte om een halfcirkelvormig ruitje te snijden. Dat deed ik aan de hand van een papieren mal van het koeraampje waarin dat glas moest passen. Bij het afbreken van overtollig glas sprong een barst te ver door. Daarom moest ik een nieuw stuk glas halen. Op dat moment, in mijn droom, begon het Grote Zoeken.
         Nu vraag je wat zoeken met spiegelbeelden te maken heeft. Dat komt. Eerst moet ik je vertellen dat ik een andere hardloper ga tegenkomen. Op de Waalbandijk ter hoogte van Het Roodslag. De regen nam de laatste vijf minuten gestadig toe. Druppels langs de rand van de klep van mijn pet lichten op als zijn het kerstguirlandes. Het water klapt als het ware uit de hemel. De nattigheid heeft intussen mijn psychologische grens overschreden zodat het me helemaal niets meer uitmaakt. (Die grens is als een geul die je tijdens een wadlooptocht gaat doorwaden: het koude water reikt tot boven je knieën. Dat kun je goed verdragen maar hoger moet het liever niet komen. Nog dieper moet je gaan. Je gaat als vanzelf op je tenen lopen om hetgeen je man of vrouw maakt droog en warm te houden. En als ook dat niet meer voldoende is maakt het niet meer uit, laat je het water maar komen zoals het komt.)
         Wij passeren elkaar, de andere hardloper en ik. Wij groeten elkaar, maar niet zoals anders. Ik voel het en zie het aan hem. Liefst zouden wij elkaar vrolijk toeroepen: “Ha, kanjer!” Maar we houden het bij een bescheiden “hallo” en het daarbij passende armgebaar.
         In mijn droom bleef ik zoeken. Ik glipte door een halfgeopende staldeur en werd plotseling geconfronteerd met mijzelf. Er was echter een belangrijk verschil: in de manshoge spiegel keek ik niet mijzelf aan! Toen piepte de wekker.
         Bij het interview van Frank – opgenomen in de eerste editie van ‘De Ruwe Gelderlander’, een magazine dat door de Gelderlander een onregelmatig aantal malen per jaar uitgegeven zal worden – zijn twee foto’s geplaatst. Op het ene kijkt Thomas ons aan, door zijn brilletje, model Gewoon Eigenwijs. Op het andere houdt hij zijn ogen gesloten. Maar op de tweede foto is meer.
         Er viel die dag, toen ik het interview las, veel zonlicht binnen zodat duidelijk zichtbaar werd dat Thomas zich niet goed heeft geschoren. Ik kan het natuurlijk helemaal mis hebben, toch geloof ik dat je daaraan kunt zien dat Thomas zich, zoals ik, nat scheert en bovendien, weer zoals ik, dat klusje altijd zonder bril klaart.
         Het zien van dat overgeslagen plukje stoppels in zijn hals stelde mij gerust wat mijn scheren betreft: er zijn meer mannen die het niet zo nauw nemen.
        

         

Geen opmerkingen:

Een reactie posten