Bij het
bereiken van Nijmegen protesteert een varken luidkeels. Wij passeren
vleeshandel Hilckmann waar deze morgen reeds meer veewagens zijn gearriveerd.
Op één na zijn ze afgeladen met varkens, nu nog in hun betrekkelijk
comfortabele vervoersmiddel – hoewel de meesten van hen zich dat niet zullen
realiseren. Over luttele minuten zullen de dieren uit de wagens bijeen worden
gedreven in een voorportaal van de slachterij, zo stel ik mij voor.
Tot en met het bijeendrijven zijn de
omstandigheden van deze arme dieren te vergelijken met die van ons. Oké, wij
arriveren op de fiets. Dat is anders dan in een wagen. Maar nadat wij onze
fiets zo dadelijk hebben gestald, op een veld die reeds ramvol rijwielen staat van
degenen die ons vandaag voorgingen – de wandelaars die vijftig en veertig
kilometer afleggen, en een groot deel van degenen die zoals wij dertig
kilometer per dag lopen, samen zijn dat er heel veel –, worden wij dicht
opeengepakt voor één van de vier startpoorten. En ja, ik geef het toe, ook hier
is nog een klein maar belangrijk verschil met de varkens in de vestibule van
Hilckmann: waar de slachtvarkens niet mogen kiezen om de veewagen te verlaten of
het slachtbedrijf te betreden, gaan wij vrijwillig dicht op elkaar voor een van
de poorten staan. Daarna sukkelen we twintig minuten over een afstand van nog
geen honderd meter, laten ons startnummer scannen en wandelen vervolgens ruim
tweeëndertig kilometer, om na een kleine acht uur weer bij het vertrekpunt terug
te keren.
Tijdens deze eerste van de vier wandeldagen
van de achtennegentigste 4Daagse van Nijmegen, zijn wij voortdurend omringd
door mensen. Vlak voor en achter ons, links en rechts. Soms met vier of vijf
maar vaak ook met wel twintig mensen naast elkaar. En allemaal proberen we
lichamelijk contact te vermijden. We letten op dat we degenen die voor ons
lopen niet op de hielen trappen. Als we een lichte aanraking voelen geven we de
ander voldoende ruimte om ons te passeren. Als jouw hand iets te ver uitzwaait
en in contact komt met de huid van een ander, brengen we onmiddellijk een
correctie aan om een volgende toevallige aanraking te voorkomen.
We praten met elkaar, zijn soms diep in
gedachten of luisteren naar gesprekken van anderen om ons heen. Veel van die
gesprekken en gedachten gaan over het doel van deze wandelvierdaagse. Hoe gaat
het met jouw voeten?; Ik heb afgelopen nacht onrustig geslapen!; Je moet genoeg
drinken hoor!; Hoeveel kilometers hebben we nog te gaan?; Zijn we al op die
beroemde Dijk?; Hoe vaak heb jij hem al gelopen?; We hebben er langer over
gedaan dan voorgaande jaren!
Als je naar al die gesprekken om je
heen luistert, naar de bezorgdheid, het opportunisme, de ervaringen en
raadgevingen, dan krijgt die wandeling, dat met duizenden anderen samen optrekken
(waarvan tientallen voortdurend dicht om je heen zijn), iets sacraals, iets
heiligs: allemaal samen voor een hoger doel. Zo beschouwd lijkt de 4Daagse meer
op een processie dan op een wandeltocht.
Ergens tussen Oosterhout en Lent, met
het zicht op het lint van bedrijven aan de Nijmeegse kant van de Waal, vraag ik
mij af of die varkens die vanmorgen aangevoerd werden ook contacten met elkaar
onderhielden. Hadden zij ook behoefte aan een klein beetje ruimte om ongewenste
lichamelijke contacten uit de weg te kunnen gaan? Hun reis begon plotseling en
was tevens een nieuwe ervaring (en daar is weinig sacraals aan.)
Ik vraag mij dit alles af in de
verleden tijd, want die varkens zijn niet meer. Terwijl ik mij dat realiseer, tussen
velen wandelend over de Oosterhoutsedijk, hoor ik een echo van het beest dat
gilde. Misschien zag het arme dier ons fietsen en riep het om hulp!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten