Zij overlegde
zorgvuldig met zichzelf en sprak toen duidelijk vier woorden, plus een
uitroepteken aan het eind: “Ik ben geheel gestrikt!”
Dat gebeurde gistermorgen iets na tien uur.
We wandelden het Limburgse Mook binnen en waren zalig onkundig van de vliegramp
die enkele uren later vele Nederlanders in diepe rouw zal dompelen. (En die langs
deze achtennegentigste editie van de Nijmeegse 4Daagse een zwarte rand gaat
kleuren. Uit piëteit voor de vele slachtoffers en hun familieleden, zorgde de
marsleiding er vandaag voor dat bij de traditionele intocht over de ‘Via
Gladiola’ geen muziek werd gespeeld.)
We hadden gedurende de vier wandeldagen
verschillende ontmoetingen zoals met de dame die de bovengenoemde zin (plus het
uitroepteken) sprak. Meestal simpele contacten. Soms ingegeven door uitingen op
of via kledingstukken. Zoals die van een groepje dames. Zij droegen hardgroene
shirtjes met een tekst die vertelt dat zij de wandelvereniging uit Zoetermeer
vertegenwoordigen. Op mijn vraag of de omgeving hier mooier is dan die bij hen
thuis, antwoordde een van hen beleefd dat het rond hun woonplaats toch ook erg
mooi is. Zij bedoelde eigenlijk dat het bij hen veel mooier is en liet dat ook
doorschemeren door te verwijzen naar enkele natuurgebieden die wij beslist zouden
moeten bezoeken. De omstreken van Zoetermeer nodigen uit tot wandelen. Zozeer,
beweerden de dames, dat zelfs inwoners van Den Haag lid zijn van ‘Onze Wandelvereniging’.
En de meneer die een knalrood shirt van
een wandelclub uit Alkmaar droeg. We liepen een stukje samen op. Onderwijl
vertelde hij dat zijn wieg in Akersloot stond. In dat dorp was hij kastelein,
bakker en kruidenier, daarbij geholpen door zijn vrouw. Zij was opgegroeid in
Ursem en bezocht net zoals hij de kermis van Alkmaar. Daar klikte het en nu genieten
zij er samen van hun oude dag. Wij vertelden over onze eenmalige maar
bijzondere wandelervaring in en rond de Kaasstad. Dat wij daarbij dwars door
een kaaswinkel werden gevoerd, dat konden zij maar moeilijk geloven.
Een vrouw liep gedurende een aantal
minuten naast ons. Zij keek mij enkele keren nadrukkelijk aan alsof zij bij
zichzelf overwoog of zij mij zou durven aanspreken. Wat de doorslag heeft
gegeven, daar heb ik haar helaas niet naar gevraagd.
“Sommige mensen,” zo zei zij mij, goed
verstaanbaar in een dialect dat later Overijssels bleek, “hebben er een hekel
aan om te praten. Zoiets heb ik snel door. Maar dan moeten zij maar niet aan
een wandeltocht deelnemen, vindt u ook niet?” En zonder mijn antwoord af te
wachten: “Nee, dan ga je geen Vierdaagse lopen!”
Daarin was de Overijsselse stellig. Als
je meedoet aan een wandelmars moet je contact met andere deelnemers niet uit de
weg gaan. Misschien gebruikte zij dit argument wel om ons aan te moedigen dit gesprek
gaande te houden, zodat zij ons over culturele gebruiken in haar dorp kon
vertellen.
Toch was zij de eerste die afhaakte: “Zo,
nu ga ik weer eens verder. Waar is Jan? Ik wens jullie nog een plezierige
wandeldag!”
Dat soort gesprekjes, zo gaat dat vaak
tijdens een wandeldag. O ja, nog even terug naar ‘Ik ben geheel gestrikt!’: zij
wandelde al een poos voor mij uit. De rand van haar strooien hoed geheel bezet
met vrolijke zijden strikjes in verschillende tinten. In het voorbijgaan vroeg
ik haar naar het aantal.
“Dat weet ik niet”, zo beweerde zij.
“Nou,” antwoordde ik, “als ik zo’n hoed
zou dragen, dan zou ik dat weten.”
Zij weer: “Dan tel je ze toch!”
“Ik zei,” zei ik, “als ik die hoed zou
dragen. Maar die draagt u.”
Dat was het moment dat zij even stil
was en mij toevertrouwde: “Ik ben geheel gestrikt!”
Hoe kun je op zo’n opmerking anders reageren,
dan er maar een grap van maken?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten