Op deze middag, de middag van Wereldkankerdag, tref ik prachtig weer
voor mijn hardlooprondje. De IPSO (Inloophuizen
en Psycho-oncologische centra; Samenwerking en Ondersteuning) namen het
initiatief voor de campagne ‘Kanker heb je Samen’. Een waarheid als een koe!
Afgelopen zaterdag had ik een langdurig telefoongesprek met een van mijn broers.
Zijn vrouw moet voor de derde keer geopereerd. Weer moeten zij samen het circuit
door van voorbereiden, opereren, herstellen, nabehandelen, oefenen, controleren
en hopen. Hopen dat de kanker ditmaal voorgoed weg zal blijven.
Bij de buren van tuincentrum Bull scharrelen
vijf kippen in de brede berm voor het huis. Alle vijf dragen een verenpak in
een eigen kleur. Een draagt zwart, een ander donker roodbruin – zij glimt als een
spiegelglad geboende mollière in de zon – een kip is licht muisgrijs gevederd,
een ander middelgrijs en de vijfde draagt een flets oranjebruin pakje. Ik moet
deze kipjes vaker hebben gezien, maar nog nooit zag ik ze in deze
samenstelling. Dit bijzondere toom brengt mij terug naar de derde klas van de
lagere school. Mijn wereld was zonder zorgen: kanker maakte daar nog geen deel van uit hoewel ik later hoorde dat opa, de vader van mijn moeder, aan
kanker overleed (twee jaar en drie maanden voor mijn geboorte.)
Onze school stond een stuk van de weg
af. Toch hadden wij vanuit de klas vrij zicht op de oude boerderij aan de
overkant van de Spanbroekerweg. Het was een rommelig bedrijf met een nog
rommeliger erf rondom. Er wroeten varkens en kippen. Heel veel kippen; bruine
kippen. De kippentrap was bijzonder. Tegen de gevel getimmerd liep het van de
lage mestvaalt schuin omhoog naar een opening in het beschot van de nok. Ik
stelde mij voor hoe die kippen hun eieren in het hooi en in de strobalen verstopten;
hoe de boer, mopperend in het schemerduister onder de rieten kap rond banjerde en
eieren raapte. Vanuit mijn schoolbank zag ik geregeld kippen via dat lange
laddertje in en uit gaan. Soms, als zij elkaar halverwege dat smalle trappetje
tegenkwamen, fladderden ze van boven naar beneden. Op de plaats van deze
boerderij werd twee jaar later een huishoudschool gebouwd…
Ik moet even naar de wereld van
vandaag. Op een weidepaaltje langs het erf van de familie Engelen staat een
vogel, schitterend belicht door de laagstaande middagzon. Een geelgors denk ik
eerst, maar daarvoor is hij toch te groot. Mijn hart maakt een klein
sprongetje; zou het een steenuiltje zijn? Het steenuiltje, als het een
steenuiltje is, blijft wel erg lang zitten. Het trekt zich van mijn nadering
niets aan. Nee, toch niet, de opwippende gevorkte staart is veel te lang.
Sperwer dan? Maar ik twijfel; deze roofvogel is te klein. Mijn opwinding stijgt
als ik nog maar een meter van hem ben verwijderd. Op het moment van passeren
begrijp ik waarom deze ‘vogel’ stoïcijns bleef: het is een gebreide handschoen!
De vingers wapperen als staartveren in de wind. Ik zag het nota bene zelf door
een hardloopster over het paaltje trekken, dat was afgelopen zondag. Het is de
laagstaande zon. Zelfs op de terugweg, in de stevige wetenschap van de ware aard,
ontstaat dezelfde illusie. Het verdwijnt pas als ik van opzij vingers en duim
van het verloren voorwerp onderscheidt.
Terug naar de derde klas. Ik kan mij
niet herinneren of we speciale tekenlessen hadden, maar wel dat ik vaak mocht
tekenen. Ik schetste de boerderij. Compleet met roze varkens en kippen in
verschillende tinten als in een zomertuin. Een van mijn kameraadjes meende dat ik
de kippen bruin had moeten kleuren. Maar volgens mij was dat de kift: mijn tekening
werd immers op het bord geprikt!
Onbezorgd tekende ik van de haan meestal
slechts de kop, vanwege zijn indrukwekkende kam en lellen. Van kanker had ik
nog nooit gehoord!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten