dinsdag 25 februari 2014

De Ontmoeting

Rennend over de Waalbandijk – ik ben alweer op weg naar huis, mijn hoofd tot nu vol van de bijna botsing met een winterkoning, ons kleinste vogeltje dat vanwege bouwplannen voor een hele rits nestjes waarschijnlijk ‘de kop omloopt’, en de restjes heftige verkoudheid die mij gedurende de laatste paar dagen teisterde – als ik weer aan de ‘Opium Verhalenwedstrijd’ denk. Verhalen konden ingestuurd tot gisteren. Zondag kreeg ik nog een kans, terwijl ik er zaterdagavond pas over hoorde. 
Een reisverhaal moest het worden, met als thema ‘De Ontmoeting’ en maximaal vijfhonderd woorden. Dat was inspiratie genoeg, zaterdagavond. Ik sliep in met het verhaal en een voornemen dat zondag op te schrijven. Maar ik rekende buiten de waard. In dit geval in de vorm van de al eerder genoemde kou. Mijn wattenhoofd belette mij al bij de openingszin. Nu stroomt het verhaal verder...
De Ontmoeting
Mijn broer is met mij eens, het wordt tijd voor een vakantiereis. Bij de Magneet in Hoorn kan ik uit twee bestemmingen kiezen. ‘Last minutes’ eigenlijk, maar dat fenomeen kennen we nog niet. Onbewust van de diepgaande gevolgen maak ik de juiste keuze.
Of ‘meisjes’ de drijfveer voor onze vakantiedrift vormden kan ik mij niet herinneren. De feiten zijn dat Jan op een paar maanden na eenentwintig is, ik al een poosje negentien en wij geen van beiden een vriendinnetje hebben. Hoe ook, uit de gastenlijst kunnen we opmaken dat zich verschillende ‘juffrouwen’ inschreven. Wie weet?
In de touringcar, nog maar net vertrokken van de laatste tussenstop bij Arnhem, zien wij hen rondom zitten, ons reisgezelschap. Meest ouderen, om niet te spreken van bejaarden, en enkele jongeren waaronder drie meisjes. Twee van deze ‘juffrouwen’ zijn duidelijk herkenbaar bezet, zodat er één (voor ons) resteert. Twee strikken, vrolijke kleren, witte sokjes: “Dat is nog een kind,” fluister ik mijn broer in het oor, “die is nog maar een jaar of veertien.”
Ik herinner mij niets van een zekere teleurstelling, maar die moet er wel zijn geweest. Totdat we een extra rustplaats opgedrongen krijgen verloopt de reis zoals iedere vakantiereis; gezellig kletsen en rondkijken naar landschappen die mooi en mij volkomen vreemd zijn – ik reisde nooit verder dan Amsterdam en Utrecht en van die laatste stad herinner ik mij slechts het interieur van het huis van mijn oom en tante.
Pech – een houten blok die van een vrachtwagen kieperde sloeg een olieleiding kapot – dringt het reisgezelschop tot stoppen. Nadat Jan en ik hebben geholpen het verkeer op de snelweg om de lange olieplas heen te leiden, voegen wij ons weer bij de rest. Het veertienjarige meisje staat op het verhoogde talud bij een groepje ouderen die later haar ouders, oom en tantes blijken te zijn. Ik  vermoed dat ik mij in haar leeftijd vergist heb, dat zij ouder is dan ik eerder dacht. Een gevoel van verwachting ontluikt maar het duurt tot de laatste busstop voordat ik contact met haar krijg.
Vanuit de parkeerplaats voor het restaurant hebben we een prachtig uitzicht over het dal van de Inn. Zij staat helemaal alleen bij een groot mededelingenbord. Ik loop naar haar toe. We spreken over alledaagse dingen. Zij groeit en bloeit. Dat wij voor elkaar bestemd zijn gloort reeds.
Na het eerste diner, op de dag van aankomst – mijn broer en ik snoepen, met enkele anderen, reeds van een heerlijk glas muscadet – maakt Riky haar entree. Prachtig flonkerende ogen en goudglanzend losgekamde haren die golvend tot op haar billen vallen. Zij is een en al glimlach. “Kom hier maar zitten,” nodig ik haar. Ik vertel haar over mijn vergissing. Inderdaad, zij is ouder, tweeëntwintig.
De thuisreis bedrukt ons meer en meer. Bijna tot moes geknepen handen en natte ogen, na Arnhem reis ik daarmee alleen naar huis.
Dat zij na precies zevenenveertig en een half jaar, de eerste mag zijn die dit verhaaltje leest!
Ik was, ben en blijf een bofkont!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten