vrijdag 28 februari 2014

Roetpluim

Vrolijke muziek begeleid mij terwijl ik in een kalm gangetje de Tempelstraat uit ren. Het Carnaval barst los; de schoolkinderen – waaronder Koen en Sofie – kunnen niet wachten tot komende zondag, zij vieren feest en hebben zich een ander personage aangemeten. Dat geldt min of meer ook voor de zanglijster die mij boven het geruis van het verkeer op de Van Heemstraweg laat weten dat morgen de (meteorologische) lente begint: tijd voor een nieuw lied, tijd voor een fris verenpak! Ik doe mijn best de vrolijke fluiter te ontdekken. Een dikke truck met oplegger gooit echter roet in het eten, bederft het feestje voor Lijster en mij. En als om ons nog een beetje te jennen trapt de chauffeur eens flink op het gaspedaal, waarop het optrekkende gevaarte een stinkende walm over mij heen braakt.
Ik herinner mij de dikke walmen die boven de smerigste steden van onze wereld hangen, zoals we een paar dagen geleden in een reportage konden zien. In steden als Seoel sterven opvallend veel meer mensen vanwege longziekten als astma en COPD. Velen lijden er bovendien aan longkanker terwijl zij nooit hebben gerookt noch werk verrichtten met risico voor de longen. De uitlaatgassen van miljoenen auto’s blijven als een grauwe wolk boven zo’n stad hangen, zo dik als de roetpluim van die truck op de Van Heemstraweg. In de reportage werd verteld dat, mede vanwege de economische ontwikkeling, er iedere werkdag veertienhonderd (!) nieuwe auto’s bij komen, die bijdragen aan de gifwolk en opstoppingen die vaak tot na middernacht aanhouden.
Wonen in zo’n vieze stad, dat lijkt mij maar niks. En ik ben blij dat ik niet alle dagen in een file sta! Niet iedereen denkt daar zo over. In de tijd van de film ‘Alleman’(1963) werd in Nederland de miljoenste auto verkocht. Gisteravond hoorde ik Simon Carmiggelt bij beelden van een van de eerste verkeersopstoppingen in ons land, zeggen: “Zo, en dan heb je die nieuwe auto en dan zul je ook merken dat je hem hebt! Trouwens, meer mensen zullen merken dat u hem hebt!” Sommigen van ons vinden het niet erg een poosje in de file te staan, meent de commentator, want “..de tijd tussen het gezin thuis en de baas op het werk, is ‘even tijd voor jezelf’…!”
Tegenover het fruitbedrijf van de familie Engelen wandelt iemand met een hondje. Dichterbij herken ik de dame. Ik zag haar een paar weken geleden op ongeveer dezelfde plaats. Ook toen liep zij met haar bordercollie. Vandaag draagt zij een oceaanblauw nauwsluitend sportjack. Het is duidelijk dat zij, of haar ouders, van oorsprong uit een Aziatisch land stamt. In mijn herinnering is opgeslagen dat zij naast haar mondkapje een hoofddoek droeg maar dat klopt niet, zij is voorzien van een weelderig krullend kapsel. Opnieuw vraag ik mij af of ik haar kan vragen waarom zij zich met een monddoekje beschermt, opnieuw luidt het antwoord ontkennend.
Zij groet mij opvallend vriendelijker en minder ingetogen dan bij de eerste keer. Haar groet en haar lach doen vermoeden dat zij mij herkent zoals ik haar herken. Zij steekt bovendien haar linkerarm groetend omhoog, ondanks we elkaar op slechts twee meter afstand passeren. Wij zijn ‘goed ontmoet’, wij zijn bekenden!
Toch kan ik het haar niet vragen! Blijf ik met de vraag zitten, waarom dat beschermingsdoekje? Niet vanwege carnaval (zij droeg het immers eerder). Dus? Lijdt zij aan een besmettelijke ziekte? Heeft zij angst zelf besmet te worden? (mijn verkoudheid is inmiddels zo ver over dat zij daarvoor niet bang hoefde zijn). Of…?
Ja, dat is het! Ik denk dat zij geregeld contact heeft met familie in bijvoorbeeld Seoel. Dat haar bezorgde moeder haar (vanwege de smog van het verkeer op de snelweg A50) vraagt, als zij haar hondje uitlaat, zij toch alsjeblieft een mondkapje draagt. Dat doen wij hier ook!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten