dinsdag 29 oktober 2013

Onenigheid

Thomas Verbogt schreef vanmorgen in zijn column dat hij gisteren zijn dag begon met het draaien van ‘Perfect day’ van Lou Reed, terwijl het voor bijvoorbeeld Bo helemaal geen perfecte dag werd.
Ach, wanneer is een dag volmaakt? Afgelopen nacht sprong ik in de Dode Zee. En nog terwijl ik sprong vroeg ik mij af hoe het zou voelen om door water te worden gedragen. Helaas bood het geen weerstand. Kramp bruiste door mijn linker kuit terwijl ik onder water zakte. Nou ja, bruisen, het leek eerder op de wind van gisteren. Een stormachtige verkramping waar alle spieren en spiertjes aan mee leken te doen. Eerst schreeuwde ik om hulp, geluid- en machteloos, het volgende moment worstelde ik mij uit het dekbed vanwege een been dat niet gehoorzaamde.
Op het moment dat ik weer in bed kroop vroeg ik mij af of ik met die pijnlijke kuit zou kunnen hardlopen. Nu ik hier op de Kloosterstraat ren is dat helder. Ik peins over die droom, de kramp en de volmaaktheid van een dag, als ik duidelijk hoor: “Waarom deed jij jouw pet op?”
Om mij heen is het leeg. Er is slechts de ekster die ik al eerder in een van de leeggeplukte perenbomen zag. Op het moment dat ik hem vragend aankijk zie ik zijn felle kraaloogjes oplichten. Daarop herhaalt hij: “Waarom dat petje? En wie is Bo?”
Hoe weet die ekster van Bo? “Hé…, hoe kan het dat jij praat? Ben je misschien weggevlogen uit een van de verhaaltjes van Armando?”, vraag ik hem.
“Natuurlijk! Ik vlieg altijd. Wacht, ik vlieg met je mee dan kun je het zelf zien!” Ik knik stom, weet even niet wat te zeggen. Prompt komt een nieuwe vraag: “Wie is Armando?”
Ik vertel over Armando, die eigenlijk Herman Dirk van Dodeweerd is. Een veelzijdig kunstenaar die heel veel columns en boeken schreef. Hij ‘sprak’ in een aantal korte verhalen met verschillende dieren. Blijkbaar neemt Ekster genoegen met die verklaring. Hij herhaalt: “Nou, waarom deed je een pet op?”
“Omdat ik gisteren naar de kapper ben geweest.”
“Stom hoor, om je zo kaal te laten knippen! Ik ga nooit naar de kapper. Ik gebruik gewoon mijn snavel.”
Ik weet dat eksters trots zijn op hun uiterlijk. Vooral op hun staart. Daarom zeg ik: “Jij draagt werkelijk een prachtig verenpak Ekster!” Uit mijn ooghoek zie ik Ekster heftig knikken en vervolg: “Om dat pak schoon en glad te houden, dat moet wel een hels karwei zijn met maar één snavel. Bijt je nooit eens een stukje van je staart?”
Ekster kijkt verontwaardigd: “Mijn moeder was streng. Elke dag oefenen, veertje voor veertje.” Hij lijkt diep in gedachten voordat hij vervolgt: “Jij kunt niet vliegen want je hebt geen staart!”
“Zo heb ik het nog nooit bekeken,” geef ik toe, “maar ik weet niet of jouw bewering klopt. Veel dieren met een staart vliegen niet. Heb jij wel eens een koe zien vliegen?”
We fladderen en rennen een poosje voort, ieder met onze eigen gedachten. Dan beweert Ekster: “Ik mocht geen politieman worden!”
Ik doe moeite om het niet uit te proesten. Politieman! Niets dat glimt is veilig voor hem! Maar Ekster verraadt zijn aard, hij verzucht: “Ik had zo graag zo’n mooie penning willen ontvangen!”, om er boos op te laten volgen: “Je hebt mij nog niet verteld wie Bo is!”
“O,” antwoord ik hem, “dat is een heel ander verhaal.”
Ekster weer: “Jee, het is al laat. Ik beloofde warme kadetjes voor mijn tante mee te brengen!” Zonder groeten vliegt hij weg.
Ja, denk ik, Bo zou het niet leuk hebben gevonden als ik had verteld over haar onenigheid met een klant. Zij had enige tijd nodig om weer tot zichzelf te komen voordat zij mij kon knippen, zoiets ga je toch niet aan zo’n onbeschofte ekster vertellen? Hij groette niet eens! En dat smoesje van die kadetjes, daar geloof ik niets van!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten