dinsdag 22 oktober 2013

Zijn

Het is stil. De opgaande zon kleurt uiteenrafelende vliegtuigstrepen natriumroze waardoor zij concurreren met de felle straatverlichting. Het gedender van een vrachtwagen vertelt dat ik niet zondermeer de Van Heemstraweg moet oversteken. De wagen ligt vol sloopmateriaal, keurig afgedekt met een net. Dat brengt mij terug naar het stuk chaotisch verwrongen hoekprofiel van ijzer dat, na een ferme klap, in de tuin van Ad Merx belandde. Zo vertelde hij mij dat gistermorgen in zijn atelier. Met hetzelfde gemak was dat hoekige stuk door een ruit gevlogen, met minder plezierige gevolgen.
Terwijl Ad er over vertelt verdwijn ik in een korte flits terug in ons huis aan de Weg door Jonkerbos, ongeveer rond 1976. Midden in de nacht. Een enorme klap wekt ons uit een diepe slaap. Rechtop in bed zittend kijken wij elkaar wezenloos aan. Natuurlijk ga ik op onderzoek uit: eerst in de kinderkamers. Daar heerst diepe rust. Gelukkig. Gespannen en op blote voeten de trap af en de gang door. Ik hoor mijn voetzolen op het zeil pletsen. Het maanlicht valt vol in de keuken, tovert zachte maar verdachte schaduwen op het gladde oppervlak van onze nieuwe Novilon vloerbedekking. Overal stukken glas en te midden van de scherven steekt een bekende betonnen straatsteen. Dat wil zeggen, ik herken het als een van de stenen langs ons tuinpad.
Wie? Iemand met stadsverlof? Waarom? Natuurlijk denk ik aan mijn werk. Heb ik met een van de patiënten in de clinch gelegen?
Riky roept van boven. Ik vertel haar kort over de steen en vraag haar daar te blijven. Buiten is niets te zien. Ook de straat en de belendende trottoirs liggen er verlaten bij…
In de Loenensche Wel (de nevengeul bij Ewijk) staan zes zilverreigers kort bij elkaar. Het water is sinds een paar dagen flink gezakt en creëerde op deze plaats wellicht een best visstekje. Waarschijnlijk oordelen enkele blauwe reigers daar net zo over, maar durven zij niet op te dringen. Twee staan op de oever, op veilige afstand van hun verre zilverwitte familieleden. Een derde staat met zijn poten in het water, eveneens een eindje bij ‘de club van zes’ vandaan en een vierde zweeft boven het tafereel rond, af en toe verontwaardigd schreeuwend als een zenuwachtige reeds uitgebluste draak. Maar gelijk hebben is niet hetzelfde als gelijk krijgen! Ik wacht het niet af en ren verder over de dijk.
Hoe is het toen afgelopen? Deden wij aangifte, is er een verklaring voor die vernieling gekomen? Dat alles is in de nevelen van het verleden opgelost. Ik deed iets met die waardeloze steen; ik plaatste het terug. Ad deed ook iets met dat stuk waardeloos ijzer: “Geen kunstenaar had het zó kunnen verwringen!” Hij maakte van gips een afdruk, boetseerde een contrasterende vorm als waardige sokkel en vervaardigde daarvan een afgietsel in brons. Daarin ligt het verwrongen projectiel. Nu in evenwicht en onschuldige rust. Waar het project op lijkt? Dat weet ik eigenlijk niet. Mij doet het denken aan een overmaatse slak die wonderbaarlijk op de punt van zijn huisje ligt. Zijn verwrongen spiervoet toont hij slijm- en schaamteloos aan wie het wil zien.
Een lekke band bracht mij in contact met Ad. Een paar uur eerder pikte ik onze kleinzoon in Weurt op. Ik had weinig tijd en hij moest naar school in Lent. Zijn fiets parkeerde ik in de tuin van wat later Galerie de Tweeling bleek. Gelukkig had ik even contact met de bewoner. Dat voelde direct vertrouwd en eigen.
Het bleek temeer toen ik om de fiets van Niek kwam. Ad noodde mij binnen, hoewel ik daar wel iets voor deed! Ik zag zijn prachtige en veelzijdige werken: van zacht papier en portretten tot harde steen, brons en ijzer.
Ik kende Ad vóór gisteren niet. Dat heeft ook met zijn karakter te maken: Ad Merx wilde niet beroemd worden, niet commercieel zijn. Er zijn, wil hij, voor zijn gezin en zichzelf.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten