Gedurende
de laatste weken is de stijfheid in mijn onderrug erger geworden. Sinds
gisteren weet ik dat ik dat ook een beetje aan mijzelf mag wijten: ik oefende iets
te driftig om maar weer spoedig ‘de oude’ te zijn. Vooral in de ochtend is het
probleem manifest. Een warme douche, enkele oefeningen en opwarming voor dit
loopje helpen maar lossen het niet op. In een laag tempo ren ik over de
Tempelstraat, de Van Heemstraweg en de Hommelstraat. De pijn is niet heftig
maar irriteert evengoed en vermindert nauwelijks. Toch voer ik mijn tempo een
beetje op en als dat de hinder niet groter maakt geeft dat vertrouwen en kan ik
het los laten.
Gistermorgen
leerde Jaantje mij kwispelen. Terwijl ik vanaf de Van Heemstraweg de
Hommelstraat in ren, vorm ik mij een beeld van de therapieruimte met mijzelf
bovenop de behandeltafel. Minimaal gekleed in onderbroek en sokken, op handen
en knieën. Vóór mij, aan de kopse kant van de behandelkamer, is over de hele
breedte en van plafond tot vloer spiegelglas gemonteerd. Af en toe vang ik een
beeld van mijzelf en van Jaantje op de achtergrond. Ik bewonder haar
professionaliteit: zij schiet niet een keer in de lach terwijl ik ijverig mijn
bekken van links naar rechts beweeg. Zij maant mij enkele malen tot
voorzichtigheid: kleine bewegingen, niet de grenzen opzoeken. De telefoon ging
al twee keer over maar werd door haar genegeerd, nu rinkelt het ding voor de
derde maal en mompelt Jaantje: ‘ik zal het toch maar even aannemen’. Ik kwispel
er in een rustig tempo op los, nu in een kantelende beweging, terwijl zij een
paar vragen beantwoordt en de behandelruimte verlaat. Alleen in de hel verlichte
ruimte, bovenop de tafel, voel ik mij geheel misplaatst. Toch ga ik door in het besef dat hondjes vooral met hun staart zwaaien als zij vrolijk
zijn…
Halverwege
de Hommelstraat versplintert toenemend lawaai mijn herinnering aan
gistermorgen. De bomen tegenover het maïsveld van Thé worden door een
boomchirurg behandeld. Staand in het bakje van een hoogwerker en gewapend met
een kettingzaag verwijdert de specialist diverse takken – waardoor de
boomstammen langer worden en de kruinen meer licht doorlaten – die vervolgens
door een paar assistenten worden weggesleept en versplintert in een
snippermachine. Een bezemknecht harkt kleiner spul bijeen. Allen zijn, zonder
onderscheid naar functie, gehelmd en gekleed in oranjegele hesjes. De hele
optocht van werkers, wagens en machines neemt de straat nagenoeg over de volle
breedte in beslag, maar een hardloper heeft weinig ruimte nodig! Dat is anders
voor de vrachtwagen met aanhanger die het mesttransportbedrijf aan het einde
van de straat verlaat. Ik voel mij even het nieuwsgierige jongetje dat ik was,
maar geef geen gevolg aan de impuls om terug te rennen, achter de combinatie
aan, om getuige te kunnen zijn van de confrontatie tussen deze ‘groot
weggebruikers’. Ik ren door over de Waalbandijk, mij nog steeds bewust van mijn
rug waar ook een boomchirurg niets aan kan doen. Hoog boven mij passeert een
flinke groep kolganzen in slordige V-vorm.
Op de
terugweg maakt de zon mij blind. Het is maar goed dat ik van de heenweg weet
dat er geen obstakels zijn: je zou maar pardoes door een kunstwerk rennen,
zoals een bezoekster van de Textiel
Biënnale in het museum Rijswijk (afgelopen vrijdag) overkwam. Gabriël
Dawe zal deze week opnieuw een installatie
van naaigarens maken.
Bij de
trapafgang, terug naar de Hommelstraat, staan twee nauwelijks te onderscheiden
personen. De zon geeft een van hen een schitterende stralenkrans. Op enkele
meters genaderd zie ik de dames pas helder. We hebben kort contact. ‘U leek een
engeltje!’, laat ik de hoogblonde weten. Zij is verrast: jammer dat zij geen
staart bezit, zij zou enthousiast kwispelen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten