Met mijn
hoofd nog bij een opmerking van een van de twee luidruchtig discussiërende
meiden – “Je hoeft mij dat toch niet uit te leggen? Ik weet heus wel hoe je
zoiets aanpakt hoor!” –, die mij aan de overkant van de Van Heemstraweg
passeerden, zij op de fiets, waarschijnlijk onderweg naar school, ik
hardlopend, ren ik de Hommelstraat in.
Kauwend op de herinnering die vanwege de
verontwaardigde reactie boven kwam, let ik niet op het aanzwellende gekwetter
achter mij totdat een hond, een schapendoes als ik mij niet vergis, mij in de
bocht passeert. Wit met zwarte vlekken. Een leder tuigje omspant het lijf van
de does als bindtouw van Oldenhof een rollade. Twee vrouwen en een man volgen per fiets de
rennende hond. Een constructie (Trixie Biker-set) aan een van de fietsen verraadt
bij wie de hond thuis hoort. De kleding van de drie is opvallend. Het doet mij
denken aan druivenplukkers. Ik zit er niet eens zo ver naast.
De schapendoes vertraagt haar snelheid
om gehurkt in de berm een plas te doen. Met enige jaloezie kijk ik naar het gemak
waarmee zij opnieuw de koppositie inneemt. Een eindje voorbij het boerderijtje
van Marie wordt halt gehouden. Het is ter plaatse opvallend druk door
geparkeerde auto’s waar op datzelfde moment mensen uitstappen. Dan pas zie ik de
bedoeling: perenpluk!
Er wordt geoogst in de fruittuinen van De Weeropper. De conferences zijn aan de
beurt. Een koud werkje zo vroeg in de morgen. Vrolijke begroetingen klinken over
en weer, terwijl ik deze drukte passeer. Verder weg, ergens tussen de rijen
perenbomen, klinkt het opstandig gebrom van een kleine tractor. Hoewel ik ze
niet zie weet ik dat deze een lange rij van plukkisten voort trekt.
Onderwijl ik verder ren glijd ik als
vanzelf in een herinnering aan een van de weinige keren dat ik peren en appels hielp
plukken. Kunnen de plukkers hier met gemak de rijpe vruchten bereiken, de
hoogste delen eventueel met behulp van een opstapje, toen groeide het fruit nog
in hoogstamvruchtbomen en werden houten ladders gebruikt. Die stonden breed op
hun poten en liepen naar boven smal uit als opgerekte trapeziums. Mijn lichte
gewicht veroordeelde mij als vanzelfsprekend tot het plukken van de hoogst
hangende vruchten. De kleine emmer om mijn hals was spoedig vol geplukt – ‘Niet
trekken of draaien hoor! Buigen, het steeltje moet blijven zitten!’ – zodat ik
weer spoedig naar beneden kon om die voorzichtig in een fruitkistje te legen.
Daar werd ik lekker warm van, van dat op en neer klimmen. Af en toe ging het
mis, stak ik peer of appel naast het plukemmertje zodat deze te pletter viel. Dan
klonk er een verwensing, in duplo soms: van de tuinder en van mij!
Ook in de akker van Thé is het oogsten
volop aan de gang, ontdek ik op de terugweg.
In de walkant en belendende schapenwei lopen
fazanten. Minstens vijf hennen en twee hanen. Zij worden zenuwachtig vanwege
mijn komst en trippelen zigzaggend door het lange gras. Dat brengt hen niet snel
genoeg in veiligheid zodat zij op de vleugels gaan. Snorrend vliegen zij in een
flauwe boog naar de goudgele zomertarwe waarin zij zich doeltreffend kunnen verstoppen.
En zich volproppen, veronderstel ik, iets waar Thé niet blij mee zal zijn.
Ik vervolg mijn weg en bedenk
ondertussen dat ik een mail aan Theo zou kunnen sturen, hoewel dat hem wellicht
niet bij zijn oogstplan beïnvloeden zal. Heftig geruis haalt mij uit mijn overwegingen.
Net voorbij het boetje (schuurtje) van Thé vliegt een grote troep houtduiven uit
het tarwe op. Honderd of meer, schat ik. Hoeveel vreet een duif?
September is nog maar net begonnen, de
oogstmaand voorbij. Toch wordt nog volop van de vruchten van de groeizame
zomermaanden genoten!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten