dinsdag 2 september 2014

Oogsten

Met mijn hoofd nog bij een opmerking van een van de twee luidruchtig discussiërende meiden – “Je hoeft mij dat toch niet uit te leggen? Ik weet heus wel hoe je zoiets aanpakt hoor!” –, die mij aan de overkant van de Van Heemstraweg passeerden, zij op de fiets, waarschijnlijk onderweg naar school, ik hardlopend, ren ik de Hommelstraat in.
         Kauwend op de herinnering die vanwege de verontwaardigde reactie boven kwam, let ik niet op het aanzwellende gekwetter achter mij totdat een hond, een schapendoes als ik mij niet vergis, mij in de bocht passeert. Wit met zwarte vlekken. Een leder tuigje omspant het lijf van de does als bindtouw van Oldenhof een rollade. Twee vrouwen en een man volgen per fiets de rennende hond. Een constructie (Trixie Biker-set) aan een van de fietsen verraadt bij wie de hond thuis hoort. De kleding van de drie is opvallend. Het doet mij denken aan druivenplukkers. Ik zit er niet eens zo ver naast.
         De schapendoes vertraagt haar snelheid om gehurkt in de berm een plas te doen. Met enige jaloezie kijk ik naar het gemak waarmee zij opnieuw de koppositie inneemt. Een eindje voorbij het boerderijtje van Marie wordt halt gehouden. Het is ter plaatse opvallend druk door geparkeerde auto’s waar op datzelfde moment mensen uitstappen. Dan pas zie ik de bedoeling: perenpluk!
         Er wordt geoogst in de fruittuinen van De Weeropper. De conferences zijn aan de beurt. Een koud werkje zo vroeg in de morgen. Vrolijke begroetingen klinken over en weer, terwijl ik deze drukte passeer. Verder weg, ergens tussen de rijen perenbomen, klinkt het opstandig gebrom van een kleine tractor. Hoewel ik ze niet zie weet ik dat deze een lange rij van plukkisten voort trekt.
         Onderwijl ik verder ren glijd ik als vanzelf in een herinnering aan een van de weinige keren dat ik peren en appels hielp plukken. Kunnen de plukkers hier met gemak de rijpe vruchten bereiken, de hoogste delen eventueel met behulp van een opstapje, toen groeide het fruit nog in hoogstamvruchtbomen en werden houten ladders gebruikt. Die stonden breed op hun poten en liepen naar boven smal uit als opgerekte trapeziums. Mijn lichte gewicht veroordeelde mij als vanzelfsprekend tot het plukken van de hoogst hangende vruchten. De kleine emmer om mijn hals was spoedig vol geplukt – ‘Niet trekken of draaien hoor! Buigen, het steeltje moet blijven zitten!’ – zodat ik weer spoedig naar beneden kon om die voorzichtig in een fruitkistje te legen. Daar werd ik lekker warm van, van dat op en neer klimmen. Af en toe ging het mis, stak ik peer of appel naast het plukemmertje zodat deze te pletter viel. Dan klonk er een verwensing, in duplo soms: van de tuinder en van mij!
         Ook in de akker van Thé is het oogsten volop aan de gang, ontdek ik op de terugweg.
         In de walkant en belendende schapenwei lopen fazanten. Minstens vijf hennen en twee hanen. Zij worden zenuwachtig vanwege mijn komst en trippelen zigzaggend door het lange gras. Dat brengt hen niet snel genoeg in veiligheid zodat zij op de vleugels gaan. Snorrend vliegen zij in een flauwe boog naar de goudgele zomertarwe waarin zij zich doeltreffend kunnen verstoppen. En zich volproppen, veronderstel ik, iets waar Thé niet blij mee zal zijn.
         Ik vervolg mijn weg en bedenk ondertussen dat ik een mail aan Theo zou kunnen sturen, hoewel dat hem wellicht niet bij zijn oogstplan beïnvloeden zal. Heftig geruis haalt mij uit mijn overwegingen. Net voorbij het boetje (schuurtje) van Thé vliegt een grote troep houtduiven uit het tarwe op. Honderd of meer, schat ik. Hoeveel vreet een duif?
         September is nog maar net begonnen, de oogstmaand voorbij. Toch wordt nog volop van de vruchten van de groeizame zomermaanden genoten!
        

         

Geen opmerkingen:

Een reactie posten