zaterdag 17 mei 2014

Kauwgom

Als de bus ons bij de aankomsthallen van Schiphol komt oppikken voor het korte ritje naar P3, worden we direct met onze neus op een feit gedrukt: we zijn weer in Nederland. Behangen met bagage bestormen reizigers en masse de drie ingangen. Een flinke klets tegen mijn koffer geeft een van onze medepassagiers de ruimte die hij zich wenst, ondertussen luisteren wij gedwee naar de zich herhalende boodschap waarin wij worden verzocht onze koffers in de vakken te plaatsen en de doorgangen vrij te houden.
         Dat kortstondige gedrang bij het instappen gisteravond staat in schril contrast met de intense stilte hier langs de Waalbandijk. Buiten mijn voeten op het asfalt en het krassen van een overvliegende kraai hoor ik niets. Als ik het drukke scheepvaartverkeer op de Waal bekijk lijkt het alsof mijn oren met wattenproppen zijn dichtgestopt. De stilte van dit rivierenlandschap is een streling voor mijn gemoed. Daarom geniet ik altijd zo intens van deze hardlooprondjes.
         Het hinnikende lachen van een konikhengst veroorzaakt enige gêne. Ja, je hebt gelijk, denk ik bij mijzelf, ik was best een beetje afgunstig op de hardlopers die we afgelopen week op en rond Arthur’s Seat tegenkwamen. Eigenlijk was het de eerste dag al raak. Toen ik vorige week zaterdag de gordijnen openschoof werd ik geconfronteerd met een langgerekt lint van hardlopers over de boulevard langs het strand. Op zaterdagmorgen, zo lazen wij op een aankondigingbord, is iedereen welkom om mee te rennen. Tweeënhalve kilometer heen en tweeënhalve terug. Toch is zo’n vlak parkoers heel anders dan rennen over Arthur’s Seat, dan hardlopen in dat bijzondere en heuvelachtige natuurgebied midden in Edinburgh, over de ringweg (Queens Drive) of kriskras over het kortgeschoren gazon van Holyrood Park. Tijdens onze wandeling werd ik bijna continue door passerende hardlopers – sommigen soepel rennend, anderen blazend als uitgeputte renpaarden – herinnerd aan de keren dat ik daar mocht rennen.
         Zo’n bestorming van een bus, dat maak je in Edinburgh niet mee. Wij maakten de afgelopen week intensief gebruik van de Lothian bussen. Soms waren we de enigen aan de halte, maar vaak ook stonden we in een grote groep te wachten op de komst van de bus. Kwam in zo’n situatie een lijnbus waarop slechts een klein deel stond te wachten, dan stapten zij opzij en liepen om de rij wachtende heen om ieder op zijn beurt in te stappen. Een queue vormen, de Edinburgh’ers zijn er gek op. Zij hebben het tot een ware kunst verheven. Niemand dringt voor. Zelfs als het regent vormen wachtende een rij in plaats van onder het afdak bijeen te dringen. En iedereen blijft geduldig buiten de bus afwachten tot reizigers zijn uitgestapt.
         Er was nog iets kleins wat bijzonder opviel in de Schotse hoofdstad. Wij misten het in drukke winkelstraten en winkelpassages: al die grauwe vlekken die hier zo gewoon zijn. De Marikenstraat in Nijmegen was nog maar amper veertien dagen in gebruik of de mooie straatklinkers waren al bepleisterd met uitgetreden kauwgom. In Nederland is men uitgekauwd en spuugt de taaie prop achteloos weg. Soms zelfs openlijk maar meestal stiekem. Niet daar. De vermaning ‘Bin your litter’, vind je op iedere afvalbak. En dat is wat men doet! In plaats van op straat verdwijnt die troep in de afvalbak, vaak samen met sigarettenpeuken in een aparte uitsparing (ik zag een rokende man zelfs de as van zijn sigaret in zo’n speciaal bakje aftikken!)
         We hebben niet kunnen ontdekken of het opvoeding is, of een kwestie van de juiste genen.
         “Hier ligt een hondendrol!” (plastic flesje, sigarettenpeuk), riep een van ons soms triomfantelijk. En daardoor voelden we ons toch weer een beetje thuis.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten