Van de
Tweede Wereldoorlog heb ik persoonlijk niets meegekregen. Er was een tijd dat
ik dat betreurde. Echt waar! Waarschijnlijk hoorde ik mijn oudere broers en
zussen verhalen vertellen waardoor bij mij een gevoel van jaloezie ontstond, maar
van die verhalen herinner ik mij er geen (wel weet ik nog dat ik tijdens
een kampeerspel samen met mijn broer, tulpenbollen in een klein vuurtje gaar stoofde
‘omdat ze dat tijdens de Hongerwinter deden’. Gestoofde aardappelen vond ik trouwens veel
smakelijker.) Pas veel later, tijdens het schrijven van een
kroniek over onze familie in 2011, kwamen er een paar verhalen los. De spannendste
waren dat mijn oudste broer, in mei 1940 werd hij twee, Duitse soldaten
uitschold (lelijke rotmof) en een van
mijn oudste zussen, zij werd in 1940 vier, uit een sloot was gered door een
jongen die in de week daarna werd doodgeschoten. Inmiddels ben ik blij dat ik
na afloop van de oorlog ben geboren, verheug ik mij er over dat ik de
oorlogsellende niet zelf heb ervaren en vertrouw ik er op dat dit zo zal
blijven. Vrede en vrijheid zijn hoogst waardevol en tegelijkertijd noodzakelijk
om jezelf te kunnen ontplooien.
Dagelijks zien en horen we dat vrede en
vrijheid niet gewoon zijn. Daarom is het vandaag feest. Ik vier dit negenenzestigste
bevrijdingsfeest met een hardlooprondje. Zoals gewoonlijk valt het grootste
deel daarvan samen met de Waalbandijk. Daar merk ik niets van enige opwinding
die toch vaak bij een feestje hoort. Of het moet de beroering zijn die door de lente
wordt veroorzaakt: de bloemen bloeien een stuk weelderiger dan afgelopen
vrijdag (ik vrees dat een boer binnen afzienbare tijd de bermen komt maaien,
met één snede vrede en vrijheid aan grassen en bloemen ontnemend), de vele
lammeren bewegen zich, samen met hun moeders, vrolijker in hun schapenwei en
een paar spreeuwen laten zich opgewekt zien, zij baden zich in het zonlicht dat
de meest schitterende kleuren uit hun verenpakjes tovert. Binnendijks, vlak
voor het wiel tegenover de wei, schitteren een aantal blauwpaarse bloemen (duifkruid)
tussen het overwegende groen en geel. Op onze salontafel zullen een paar takken
daarvan niet misstaan.
Niet ieder van ons kan zich onbekommerd
overgeven aan het bevrijdingsfeest. Nog steeds zitten velen opgescheept met een
dubbel gevoel over hun terugkeer in ons vaderland. Hun verhalen over wrede
onderdrukking in Jappenkampen en dwangarbeid werden door de thuisblijvers in de
kiem gesmoord: zij hadden tenminste geen Hongerwinter meegemaakt! Ook deden zij
er onderling het zwijgen toe. Sommigen van hen hielden dat vol tot het te laat
was. Hun verhalen worden nooit gehoord.
Er zijn helaas ook mensen die wel bevrijd
werden, maar zich nooit meer vrij hebben gevoeld. Terwijl zij kunnen gaan en
staan waar zij willen, denken, doen en zeggen wat zij wensen, is het oorlogsgeweld
niet uit hun hoofd verdwenen, blijven zij geconfronteerd met schrijnende
beelden uit internering- of vernietigingskampen. Gisteravond vertelde Samuel
Willenberg (1923) ons zijn verhaal. Hij is de laatste nog in leven zijnde
getuige die over het leven in Treblinka (Polen) kan en wil vertellen. Samuel verhaalde
ons beeldend hoe hij miraculeus de gaskamers ontliep en over zijn dwangarbeid
in het kamp dat slechts één functie had: vernietigen. Na zijn bevrijding, waar
een vlucht uit het kamp aan vooraf ging, werkte hij als beeldhouwer. Maar hij
is niet vrij in het kiezen van zijn beelden. Iedere expressie laat iets uit
Treblinka zien. Zelf zegt hij over zijn beeldhouwwerken: “Van de nazi’s mocht niets
in het kamp worden gefotografeerd, maar zij rekenden niet op iemand als Samuel
Willenberg!”
Terwijl ik weer op huis aan ren spoken gruwelijke
beelden door mijn hoofd. Zij lossen op bij het zien van het duifkruid. Kort in
de nabijheid daarvan stuit ik op een polletje graslelies. Groter onschuld is
niet mogelijk!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten