Links en rechts in onze straat worden
autoruiten schoongekrabt. Dat geeft mij een heerlijk gevoel van vrijheid. Ik
kan volstaan met een warme muts en handschoenen – wanten bezit ik helaas niet
–, de bevroren ruiten aan de zon overlaten, die zich onmiskenbaar oranjeroze
aankondigt en ontspannen aan mijn loopje beginnen; er ligt geen werk te wachten,
geen cliƫnten, ondergeschikten noch bazen. Het extra drukke verkeer dat door de
mist over de Van Heemstraweg sukkelt versterkt mijn sensatie. Ik kies voor
rechtsaf, zodat ik via de rotonde gemakkelijk kan oversteken naar de
Kloosterstraat.
Terwijl ik het oude klooster passeer
vraag ik mij af of de huisschilders die ik in een aanpalende wijk bezig zag,
vandaag hun werk zullen voortzetten. O, als je in de zon staat is dat
buitenwerk helemaal niet verkeerd, zelfs niet in deze tijd van het jaar. Maar
die zon is er pas laat en vertrekt weer vroeg. Toen ik gistermiddag de
openstaande ramen en voordeuren zag had ik medelijden met de bewoners en de
schilders. Er werd ook een hoogwerker ingezet, net zoals die hier enkele weken
geleden door huisschilders voor hun werk aan goten en dakkapellen werd
gebruikt. De arm met het bakkie reikte over de kloostermuur en de wilde
plantentuin. Wat een gemak!
Meer dan vijftig jaar geleden, ik was
waarschijnlijk vijftien jaar, mocht ik meehelpen bij het klooster in Nieuwe
Niedorp. De voeg langs een van de glas-in-loodramen van de aanpalende kerk liet
regenwater door. Het was herfst, maar moeder overste wenste reparatie. Om haar
wens te kunnen vervullen was de bouw van een steiger noodzakelijk, vooral
vanwege het schuine dak van het priesterkoor onder het raam, maar dat zou het
werk extra kostbaar maken.
Jan, mijn baas, had een paar lange houten trapleren op het imperiaal gebonden. Daarmee zou deze klus sneller zijn geklaard, vond hij. We kregen de provisorisch met elkaar verbonden ladders op het dak en tegen de kerkmuur omhoog. Het ding stond bijna verticaal! Een paar stevige touwen moesten het gevaarte op z’n plaats houden. Toen Dirk de ladders beklom, zijn opbollende buik angstvallig tegen het veilig veronderstelde hout gedrukt, en met de assistentie van Jan en mij om te voorkomen dat het bouwsel zijwaarts af zou glijden, zwiepte het geval gevaarlijk door. Daarna probeerde Jan het nog zelf, maar uiteindelijk was mijn vlieggewicht doorslaggevend. Eenmaal bij het raam aanbelandt viel het doorbuigen van de ladders mee en ook de nis van het raam gaf extra steun, maar het uitbikken van het halfvergane cementmengsel bleek een hels karwei. De novemberkou maakte mijn handen bijzonder stijf…
Jan, mijn baas, had een paar lange houten trapleren op het imperiaal gebonden. Daarmee zou deze klus sneller zijn geklaard, vond hij. We kregen de provisorisch met elkaar verbonden ladders op het dak en tegen de kerkmuur omhoog. Het ding stond bijna verticaal! Een paar stevige touwen moesten het gevaarte op z’n plaats houden. Toen Dirk de ladders beklom, zijn opbollende buik angstvallig tegen het veilig veronderstelde hout gedrukt, en met de assistentie van Jan en mij om te voorkomen dat het bouwsel zijwaarts af zou glijden, zwiepte het geval gevaarlijk door. Daarna probeerde Jan het nog zelf, maar uiteindelijk was mijn vlieggewicht doorslaggevend. Eenmaal bij het raam aanbelandt viel het doorbuigen van de ladders mee en ook de nis van het raam gaf extra steun, maar het uitbikken van het halfvergane cementmengsel bleek een hels karwei. De novemberkou maakte mijn handen bijzonder stijf…
Ik ren inmiddels over de Waalbandijk.
De mist rolt in dikke lagen over de uiterwaard maar laat de rivier zelf vrij.
De zware dieselmotoren van een schip, afgeladen met steenkool, stampt diffuus
terwijl zij het gevaarte tegen de sterke stroom in voortduwen. Drie zware
ganzen vliegen laag over. Zij zijn geheel wit met uitzondering van een zwarte band
langs de vleugels: sneeuwganzen! Die zag ik nog niet eerder. Een van hen
verlaat de formatie, de twee landen op het water van de Loenensche Wel. Daar blijven zij elkaar toeroepen. Ook hun stemgeluid is nieuw voor mij. Zij geven deze dag extra glans!
Vanaf de top van de steile ladder had
ik een prachtig uitzicht over de kloostertuin en de polder Langereis. Maar er echt
van genieten kon ik nauwelijks. Als ik even mijn handen warmde en ondertussen
rondkeek, hoorden Jan en Dirk mij niet langer kloppen – zij konden mijn arbeid
niet met hun ogen volgen vanwege de rommel die gestaag naar beneden regende. Al
spoedig kwam van beneden de vraag of het einde in zicht was. Niet van de
polder, het einde van de hakklus bedoelden zij. Zij waren aan de voet van de
ladders gekluisterd en verlangden naar het einde.
Met de kennis van nu kan ik zeggen: wij
misten niet alleen zo’n comfortabele hoogwerker maar ook een arbeidsinspectie!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten