Wat een
verschil! Nu de herfst ons zo nadrukkelijk confronteert met haar grillige
karakter is het duidelijk; de zomer is echt voorbij. Ik had al een beetje
opgezien tegen dit loopje. Nog binnen de eerste vijftig meter rits ik mijn
jasje dicht en keer terug om mijn petje op te halen; het is duidelijk, ik zal
moeten wennen aan omstandigheden die niet ongestraft toelaten onbezorgd naar
buiten te rennen.
Terwijl ik
de Tempelstraat uit loop, de Van Heemstraweg oversteek, de Hommelstraat en de
Waalbandijk, richting Verkeersbruggen, neem, kalm en voorzichtig, eigenlijk
meer joggend dan rennend, blijf ik mij volkomen bewust van het onderste
gedeelte van mijn rug. Ik zie de woonboot van Klaartje reeds liggen en tegelijkertijd
een paar ruziënde kraaien. Zij betwisten elkaar het recht op een walnoot van
vorig jaar. Jammer dat ik niet heb kunnen waarnemen dat de een de walnoot uit
de snep van de ander stal of dat de ander een kans heeft afgewacht, loerend op
het moment dat zijn opponent eindelijk diens voorraadkamertje zou verraden, waarin
dit lekkere hapje, mogelijk al sinds oktober vorig jaar – het uitzonderlijk rijke
walnotenjaar –, werd bewaard. Bij het passeren van de arena, waar het gevecht
luidruchtig gaande blijft (hoe jammer dat ik deze kraaien niet versta zodat ik aan
de hand van hun vloeken en schelden misschien zou kunnen achterhalen wat de
aanleiding voor deze twist werkelijk is), realiseer ik mij dat mijn onderrug
niet meer zo nadrukkelijk aanwezig is.
Mijn eerste
serieuze rugprobleem ontstond tijdens het opknappen van ons eerste huis. Het is
eind augustus 1970 (over een paar weken stappen Riky en ik in ons
huwelijksbootje, dat wij nog steeds stevig op koers houden): ik heb een vrije
dag, een kostbare vrije dag! Ons flatje geurt naar stopverf en koffie. Uit de
keukendeur, die in de voorlak staat te glanzen, heb ik het vensterglas
zorgvuldig verwijderd om het te vervangen voor figuurglas (flessenglas, behoorlijk
trendy in deze tijd.) Tussen mijn lippen klem ik een aantal koperen spijkertjes
waarvan ik er één tussenuit neem om daarmee het eerste, bovenste, glaslatje vast
te spijkeren. Voorzichtig breng ik mijn hamer in de aanslag en… laat het spijkertje
tussen mijn vingers uit glippen. Het valt naast mijn rechtervoet. In een reflex
buk ik zijdelings, terwijl ik het glas met mijn linkerhand op z’n plaats houdt,
waarbij een smalle baan van pijn vanuit mijn rug naar mijn rechterbil golft. Overeind
komen is heftig… De rest van deze kostbare dag breng ik op een stretcher door, horizontaal.
Ik kan niemand bereiken (mobieltjes moeten nog uitgevonden worden). De dag
eindigt, laat in de avond, nadat Riky mij kort daarvoor in het toekomstige
kamertje van Timothy vond, terwijl ik door brede ziekenhuisgangen wordt
voortgeduwd, als Kojack, na een criminele aanslag in een rolstoel: voldaan en
voorzien van een kwijlzoete knots (hoewel ik zulk snoepgoed ontbeer.)
Mijn ‘beetje
opzien tegen dit loopje’, heeft alles te maken met een kleine blessure in mijn
kuit die ik afgelopen dinsdag opliep. Niet tijdens of als gevolg van hardlopen
maar aan mijn bureau. Echt waar! De pijn voelde als een gevolg van een kleine
zweepslag, maar is onopgemerkt ontstaan. Dit kwam bovenop een al weken zeurend
pijntje onder in mijn rug, dat af en toe opspeelde. Het werd tijd om in te
grijpen!
Gistermiddag
was het zover. Comfortabel op mijn buik op de behandeltafel. De fysiotherapeut,
door iedereen Jaantje genoemd, manoeuvreert mij in een ingewikkelde houding.
Vlecht haar arm door die van mij en torst met voorzichtige inspanning mijn
bovenlichaam ten opzichte van mijn heupen. Op de judomat zou het er uit zien
als een houdgreep en volgt een sono-mama
van de scheidsrechter, een ‘niet bewegen’: jammer dat er toen geen scheids bij
mij in de keuken stond!
Stijver
dan ooit, als na een slopende judowedstrijd, kostte het vanmorgen moeite om uit
bed te komen. Desondanks vertrouw ik op Jaantje: goed bezig jochie!
Ha, je loopt alweer! Dat goeie walnotenjaar was volgens mij niet vorig jaar!
BeantwoordenVerwijderenWaarschijnlijk heb je gelijk. Maar ik herinner mij zakken vol in de kelderkast; iedere morgen een paar noten bij het ontbijt. Heerlijk!
Verwijderen