dinsdag 24 september 2013

Kweekvlees

Op de hoek Tempelstraat Gewelf doet een jong paar stevig haar best om een tenger hondje in een klein rugzakje te proppen. Het is paars met flinke roze stippen, dat rugzakje bedoel ik. Het hondje draagt een baardje dat zijdelings over zijn onderkaak hangt en schopt heftig met zijn stokkerige poten. Een smoushond wellicht, zo te zien een volwassen exemplaar. Het werkt niet echt mee of heeft misschien nog weinig ervaring met rugzakken. Ik heb de neiging om te wachten tot het beestje stevig op de rug van het baasje hangt maar wil niet onbeleefd of nieuwsgierig lijken.
Langs dit niet alledaagse tafereeltje rennend vang ik nog net “toe maar jochie, toe maar” op, waarmee het vrouwtje haar huisdier bemoedigt. De vraag ligt op mijn lip maar ik aarzel te lang om haar te stellen. Jammer dat ik nu niet weet of er een speciale reden is waarom dat hondje gedragen moet worden – in een rugzakje dat bijna zeker niet voor dat doel is gemaakt (niet vanwege dat paars of de roze stippen, ik kon duidelijk zien dat het model rechttoe-rechtaan was: in draagzakken voor baby of peuter zijn uitsparingen gemaakt waar de beentjes doorheen kunnen steken zodat er een stevige zit ontstaat.)
Terwijl ik op de Hommelstraat ren bedenk ik dat er veel dingen zijn die ik gemakkelijker in mijn rugzak stop dan een huisdier. Nooit kreeg ik de gedachte om levende have op mijn rug te vervoeren, terwijl wij toch ook een tijdje ons gezinsleven deelden met huisdieren: een poos was dat Boris de kater – die ging, na een val van het balkon in een boterdoos mee naar de dierenarts – later kwam Amos, dat was een Sint-Bernardhond van bijna tachtig kilo. Inderdaad, die paste niet gemakkelijk in een rugzak.
Bij nadering van de Loenensche Wel hoor ik de roep van scholeksters maar vind hen niet. Het typische geluid wordt steeds sterker. Een wandelaar, in gezelschap van een kleine Schotse collie, beaamt dat het alarmerende piepen sterk op het geluid van deze steltloper lijkt. Wat we zien, naast het prachtig door mist verzachte rivierlandschap, is een kleine groep waterhoentjes. Twee van hen zwemmen nadrukkelijk om een derde heen. Deze laatste lijkt de veroorzaker van de alarmkreten.
Misschien is het in nood, veronderstelt de wandelaar. Terwijl wij dit schouwspel geboeid bekijken maken we nader kennis. Hij woont in Ewijk en vertelt dat hij niet lang kan blijven staan vanwege artrose en een nieuwe knie. Omdat ik afkoel komt die mededeling goed uit!
Nabij de woonboot van Klaartje staan twee rode geuzen, die passen bij lange na niet in een rugzak. Farm 432 kan daarentegen wel gemakkelijk daarin worden vervoerd. Dit is een vensterbankfabriekje voor kweekvlees ontworpen door Katherina Unger. Deze Oostenrijkse student industrieel ontwerpen bedacht dat wij daarmee zelf onze eiwitten kunnen produceren. Koeien, varkens en kippen hoeven wij dan niet meer te slachten en ook weilanden zijn niet langer nodig!
Lees alles over de farm van Katherina. Het lijkt een beetje op een overmaatse douchekop afgedekt met een stolp van glas, daarin stop je een paar maden die uitgroeien tot vliegen. De douchekopgaten geven toegang tot water, voedsel en een plaats om eitjes te leggen. Larven die uit de eitjes komen, klimmen zelf door een tunneltje naar hun eindpunt: een bakje waar ze verzameld worden om opgegeten te worden.
Het duurt 432 uur om in deze machine één gram vliegeneitjes te laten uitgroeien tot 2,4 kilo eetbare larven. De larven voeden zich met biologisch afval, waarmee deze vorm van eiwitproductie vele malen efficiënter is dan de productie van ons hedendaagse vlees. Wel even wennen!
Ons voorbereidend op de 4Daagse van 2020, terwijl ik geroutineerd mijn rugzakje inpak, roep ik naar Riky: “Schat, wil jij bromvliegenlarfjes op jouw boterham? Of liever toch die van de junikevers. Je weet wel, die knoerten die jij zo lekker vond?”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten