dinsdag 17 september 2013

Les

Hoe zou Willem Alexander wakker zijn geworden op deze derde dinsdag van september? Vast wel anders dan toen zijn moeder, zittend op zo’n ongemakkelijke overmaatse stoel haar, door ministers voorgekauwde, rede las. Zou hij toch wel nerveus zijn? Misschien vanwege een weerbarstige alinea waar hij voor het slapen gaan al over struikelde? Ach, denk ik terwijl ik over de Hommelstraat ren, appeltje eitje voor zo’n doorgewinterde spreker. Waarschijnlijk baalt de koning er wel van dat hij ook zinsneden moet voorlezen waar hij inhoudelijk niet helemaal of helemaal niet achter staat, krijgt het warm van het idee dat wij, zijn volk, zullen denken dat hij daarmee instemt, zweet peentjes bij de gedachte dat hij per abuis een tussenopmerking zal maken als ‘dit was niet mijn idee hoor!’ Trouwens, hoe zou ik het vinden om een tekst voor te lezen die iedereen al kent? Niemand luistert geboeid, niemand is nieuwsgierig naar wat ik te melden heb. Nee, journalisten zijn vooral attent op eventuele versprekingen, becommentariëren achteraf jouw intonatie bij het uitspreken van tekst waarvan zij vermoeden dat deze jou tegenstaat!
Langs het asfalt op de Waalbandijk vallen mij een paar helderwitte kiezelsteentjes op. Sommigen schitteren eenzaam tussen grauw grit, anderen liggen maagdelijk wit in kleine groepjes bijeen. Even vraag ik mij af hoe het kan dat deze kiezels zo schoon blijven maar direct daarop begrijp ik dat ik met paddenstoelen van doen heb. Wilde champignons? Niet zo heel ver van hier, ongeveer tweehonderd meter hemelsbreed, staat een champignonkwekerij. De wind kan sporen van daar gemakkelijk hebben opgenomen en hier neergeslagen. Daar waar de dijk tegen de wind uit het zuidwesten wordt beschut zie ik deze vruchtlichaampjes niet. Dus …?
Van Prinsjesdag is een kleine stap – vanwege bijenkoninginnen en een rit in een paardentram – naar onze familiereünie, naar dekkertjesdag. Dat zit zo: afgelopen zondag waren wij in Opperdoes te gast (zoals dat in West-Friesland heet) bij imkerij De Bijenstal. Daar kregen wij tevens les over de ‘bijtjes en de bloemetjes’. Al spoedig had ik door, mijn broers en zussen leden onder hetzelfde euvel maar ik zal voor mijzelf spreken, dat ik van de lessen biologie niet zo heel veel meer wist, tenminste waar het insecten betreft. Zo leerde ik dat bijen ademhalen met hun achterlijf, via kleine buisjes die tracheeën worden genoemd, na duizend kilometer vliegen – van Opperdoes naar München – last krijgen van versleten vleugels en zodoende sterven, zij geen nieren hebben maar buizen van Malpighi, jonge werksterbijen in hun eerste dagen huishoudelijke taken krijgen, na zes dagen de larfjes gaan verzorgen en voeden en na drie weken eindelijk uitvliegen om nectar en stuifmeel te verzamelen. Een van onze klasgenoten wilde weten hoe bijen konden leren niet verder te vliegen dan het hekje. De meester legde haar verontschuldigend uit dat hij een grapje over dat hek had gemaakt.
Op mijn weg terug ren ik weer langs de champignonnetjes en herinner mij mijn zakmesje dat ik met enige moeite uit mijn piepkleine binnenbroekzak peuter (door de lage temperatuur heb ik stijve vingers.) Ik had mij de moeite kunnen besparen: op het moment dat ik de eerste boleet vastpak om zijn voetje te vinden, houd ik de vrucht al in mijn hand. Ik hoef niet terug met een schaaltje of bakje, er valt niets te oogsten. Vermoedelijk zijn dit stuifzwammen, waarvan de meeste soorten overigens ook eetbaar zijn. Dat te ontdekken laat ik graag aan anderen over.
Dekkertjesdag sloten wij af met een etentje dat, hoe kan het anders, in het teken van insecten stond. Meelwormen en sprinkhanen als voorafje. Zwager Jan stond vooraan om een nog levende meelworm fijn te kauwen. Ach, hij zal, tijdens zijn bakkersbestaan, daarmee reeds de nodige ervaring hebben opgedaan.
Als ik een uitgelekte troonrede zou moeten voorlezen zou ik doen als de meester in onze bijenles-klas, ik zou volksvertegenwoordigers vragen: ‘Wat denkt u dat deze minister bedoelt met de volgende zin…?’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten