Hoe zou
Willem Alexander wakker zijn geworden op deze derde dinsdag van september? Vast
wel anders dan toen zijn moeder, zittend op zo’n ongemakkelijke overmaatse
stoel haar, door ministers voorgekauwde, rede las. Zou hij toch wel nerveus zijn?
Misschien vanwege een weerbarstige alinea waar hij voor het slapen gaan al over
struikelde? Ach, denk ik terwijl ik over de Hommelstraat ren, appeltje eitje
voor zo’n doorgewinterde spreker. Waarschijnlijk baalt de koning er wel van dat
hij ook zinsneden moet voorlezen waar hij inhoudelijk niet helemaal of helemaal
niet achter staat, krijgt het warm van het idee dat wij, zijn volk, zullen
denken dat hij daarmee instemt, zweet peentjes bij de gedachte dat hij per
abuis een tussenopmerking zal maken als ‘dit was niet mijn idee hoor!’
Trouwens, hoe zou ik het vinden om een tekst voor te lezen die iedereen al
kent? Niemand luistert geboeid, niemand is nieuwsgierig naar wat ik te melden
heb. Nee, journalisten zijn vooral attent op eventuele versprekingen, becommentariëren
achteraf jouw intonatie bij het uitspreken van tekst waarvan zij vermoeden dat
deze jou tegenstaat!
Langs het
asfalt op de Waalbandijk vallen mij een paar helderwitte kiezelsteentjes op.
Sommigen schitteren eenzaam tussen grauw grit, anderen liggen maagdelijk wit in
kleine groepjes bijeen. Even vraag ik mij af hoe het kan dat deze kiezels zo
schoon blijven maar direct daarop begrijp ik dat ik met paddenstoelen van doen
heb. Wilde champignons? Niet zo heel ver van hier, ongeveer tweehonderd meter hemelsbreed,
staat een champignonkwekerij. De wind kan sporen van daar gemakkelijk hebben opgenomen
en hier neergeslagen. Daar waar de dijk tegen de wind uit het zuidwesten wordt
beschut zie ik deze vruchtlichaampjes niet. Dus …?
Van
Prinsjesdag is een kleine stap – vanwege bijenkoninginnen en een rit in een
paardentram – naar onze familiereünie, naar dekkertjesdag. Dat zit zo:
afgelopen zondag waren wij in Opperdoes te gast (zoals dat in West-Friesland heet)
bij imkerij De Bijenstal. Daar kregen
wij tevens les over de ‘bijtjes en de bloemetjes’. Al spoedig had ik door, mijn
broers en zussen leden onder hetzelfde euvel maar ik zal voor mijzelf spreken,
dat ik van de lessen biologie niet zo heel veel meer wist, tenminste waar het
insecten betreft. Zo leerde ik dat bijen ademhalen met hun achterlijf, via
kleine buisjes die tracheeën worden
genoemd, na duizend kilometer vliegen – van Opperdoes naar München – last
krijgen van versleten vleugels en zodoende sterven, zij geen nieren hebben maar
buizen van Malpighi, jonge
werksterbijen in hun eerste dagen huishoudelijke taken krijgen, na zes dagen de
larfjes gaan verzorgen en voeden en na drie weken eindelijk uitvliegen om nectar
en stuifmeel te verzamelen. Een van onze klasgenoten wilde weten hoe bijen
konden leren niet verder te vliegen dan het hekje. De meester legde haar
verontschuldigend uit dat hij een grapje over dat hek had gemaakt.
Op mijn weg
terug ren ik weer langs de champignonnetjes en herinner mij mijn zakmesje dat
ik met enige moeite uit mijn piepkleine binnenbroekzak peuter (door de lage
temperatuur heb ik stijve vingers.) Ik had mij de moeite kunnen besparen: op
het moment dat ik de eerste boleet vastpak om zijn voetje te vinden, houd ik de
vrucht al in mijn hand. Ik hoef niet terug met een schaaltje of bakje, er valt
niets te oogsten. Vermoedelijk zijn dit stuifzwammen, waarvan de meeste soorten
overigens ook eetbaar zijn. Dat te ontdekken laat ik graag aan anderen over.
Dekkertjesdag
sloten wij af met een etentje dat, hoe kan het anders, in het teken van
insecten stond. Meelwormen en sprinkhanen als voorafje. Zwager Jan stond
vooraan om een nog levende meelworm fijn te kauwen. Ach, hij zal, tijdens zijn
bakkersbestaan, daarmee reeds de nodige ervaring hebben opgedaan.
Als ik een uitgelekte troonrede zou moeten voorlezen zou ik doen als de meester in onze
bijenles-klas, ik zou volksvertegenwoordigers vragen: ‘Wat denkt u dat deze
minister bedoelt met de volgende zin…?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten