dinsdag 5 juni 2012

Vullisverwarming

Na afloop van een hectische dag is hardlopen langs de uiterwaarden en de Waal rustgevend. Weinig anders vraagt mijn aandacht dan het verre getsjoek van de zware dieselmotoren, het krassen van kraaien (ik heb nooit begrepen waarom die schreeuwlelijkerds onder de familie van de zangvogels worden gerekend) en het kwetteren van een groepje spreeuwen. De vogels hebben veel baat bij de kale, pasgemaaide dijkhellingen voor het vinden van proteïnerijk voedsel. Nu ik deze dieren zie profiteren ervaar ik tenminste nog enige troost voor de opoffering van de pracht aan boterbloemen, fluitenkruid, paardenbloemen en geurige grashalmen.
Vanmorgen in de auto, op weg naar een vergadering van de regionale zonnebloemafdeling Groesbeek, hoorde ik dat vijf juni door de Verenigde Naties is uitgeroepen tot Wereld Milieu Dag. Dit jaar gaat het om duurzaamheid, ter bescherming van de rechten van toekomstige generaties. Het is grappig dat het in Groesbeek, ten huize van Gerard, in wezen ook over duurzaamheid is gegaan. Die vergadering is als volgt samen te vatten: welke stappen gaat het regiobestuur ondernemen om de afdeling te optimaliseren en het voortbestaan van de Zonnebloem in Groesbeek zeker te stellen?
Nu ik hier eindelijk vrij en blij langs de Dijk ren valt mij pas op dat het erg toevallig is dat uitgerekend vandaag, op Wereld Milieu Dag, bekend wordt dat het afvalverwerkingsbedrijf ARN in Weurt, eindelijk klanten heeft gevonden voor hun restwarmte die iedere dag onbenut via ventilatoren naar buiten wordt geblazen. Het bedrijf wordt daarmee weer een stuk groener!
Toeval of niet, het is een optimistisch stemmend bericht. Ik heb zelf mogen zien en voelen, tijdens een van de Open Dagen, dat het verbranden van huisvuil veel warmte veroorzaakt. Deze wordt de laatste jaren bijna geheel omgezet in elektriciteit. Een vijfde deel van deze ‘groene stroom’ wordt gebruikt voor het eigen bedrijf, de rest gaat op het openbare net. Iets van de warmte wordt ook nog gebruikt voor stimulatie van bacteriën bij de nabije rioolzuivering. Maar dan blijft nog veel warmte over.
Dit restant warmt nu nog, ongevraagd en onnodig, onze aarde op. Daar gaat binnen afzienbare tijd gelukkig een einde aan komen: er komt een leidingennet waarmee een groot deel van de restwarmte naar de overkant van de Waal wordt gebracht, om daar veertienduizend nieuw te bouwen woningen te verwarmen. De toekomstige bewoners krijgen derhalve geen centrale verwarming in hun huis, maar vuilverwarming! Als dat straks maar geen geplaag veroorzaakt: “O, woon jij dáár, in die wijk met vullisverwarming!”
In het drukke gezin van mijn ouders hadden we allemaal bepaalde taken. Zo was er een periode dat ik de vuilnisbakken aan de straat moest zetten. Zo’n metalen vuilnisvat was voorzien van een deksel en een hengsel als van een overmaatse emmer. Niet te dragen door het kleine jongetje die ik dan nog ben, want het hengsel komt ongeveer onder mijn oksel. Maar gelukkig, we hebben een juk. Daarmee kan ik twee emmers dragen! Met enige moeite haak ik links en rechts een hengsel aan een wiebelend haakje. Het lukt! (Wat voelde ik mij trots die eerste keer! Ik kan mij dat gevoel nu, hier op de Uiterwaard, ver weg in tijd en ruimte, nog herinneren!) Voor mijn gevoel moet ik minstens een halve kilometer met die zware bakken sjouwen, zo ver wonen wij van de straat. Ik doe het rustig aan. Steeds, na een meter of tien, even rusten…
Eigenlijk is er niet zo heel veel veranderd in de behandeling van vuilnis. De man die het huisvuil in mijn kindertijd verzamelde, op een platte kar, haalde daar nuttige zaken uit. De rest verbrandde hij in een grote kuil, daar op zijn landje aan de AC de Graafweg. En eigenlijk doet ARN dat nog steeds.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten