vrijdag 22 december 2017

Melkbus

Het lamellengordijn is halfgesloten. Niet om op deze donkere en natte en ongewoon warme decembermorgen onwelkome blikken buiten te sluiten, want binnen is niemand die zich daaraan zou kunnen storen. Het door Marie verlaten boerderijtje staat namelijk nog steeds leeg en nog steeds overeind, want het gaat wellicht plaats maken voor twee woningen, wie weet. Als die er staan zal dit stukje Hommelstraat in niets meer herinneren aan Marie en het van jaar tot jaar meer in verval rakende boerderijtje, of het moeten de foto’s zijn. Zo ongeveer ging het ook met dat huisje in Wognum. Het stond net buiten Wadway, bij de Tramweg, aan het begin van wat tegenwoordig de Westeindeweg heet.
In de slaapkamer van mijn ouders hing een klein schilderstuk van dat huisje, het huisje van mijn oom en tante. Ik weet niet wie het schilderde, wanneer of waar dat werkje gebleven is, maar het toeval wil dat ik er vele jaren geleden een close-upfoto van maakte om mijn camera te leren kennen. Ik kwam vaak in dat kleine huis om mijn oom te helpen op zijn tuinderij. Nog zie ik mezelf aan de keukentafel zitten voor ‘n koppie en ‘n konkelstik (een kop koffie en brood belegd met kaas of spek). De distributieradio stond in mijn herinnering altijd afgesteld op de land en tuinbouwberichten en in de box speelde een van mijn kleine nichtjes of neefjes. Twee van hen, een nichtje én een neefje, heb ik minstens een keer uit het modderige slootje naast de schuur bij dat kleine huis gevist. Dat was niet lang nadat het huisje en de schuur plaats maakten voor een mooie ruime woning en een immense lattenschuur voor het bergen van onder meer tulpenbollen, en natuurlijk de enorme was die tante er minstens een keer per week te drogen hing. In al die jaren heb ik mij nooit gerealiseerd dat mijn vader in datzelfde huisje is geboren. Tot ik die foto vond.

Sinds enkele maanden krijg ik les in schilderen. Aquarelleren, om precies te zijn. Ter voorbereiding van de zesde en vrije les, ging ik op zoek naar een geschikte foto van het kerkje in Wadway dat ik minstens miljoenen keren in klaslokalen tekende, en tijdens saaie vergaderingen en langdurige telefoongesprekken. Toen kwam ik het negatief van dat schilderijtje van het geboortehuis van mijn vader tegen. Het huis waarin opa en opoe Dekker tien kinderen hebben grootgebracht. Mijn vader, hun oudste jongen, was nummer twee en toen mijn vaders jongste broer ging trouwen, op 3 januari 1951, twee dagen voordat ik vier jaar werd, verhuisden mijn grootouders naar de helft van een boerderij verderop in Wognum. 
Het kon geen toeval zijn dat ik juist nu op die foto stuitte. Het huisje waarin mijn opoe in augustus 1956 lag opgebaard. Negen jaar oud was ik, de herinnering aan de gestalte van haar dode lichaam is vervaagd maar nog steeds beschikbaar. Op de foto het luik boven de dubbele deuren van de schuur waaruit opa gevallen is. Hij hield er een zware hersenschudding aan over, maar volgens een van mijn zussen was hij zo eigenwijs dat hij het advies van de dokter – langdurige bedrust – negeerde. Dat luidde zijn dood in. Hij overleed in augustus 1952. Het slootje is helaas niet zichtbaar, maar voor de schuur staat prominent een melkbus. Daarom denk ik dat het geschilderd is, misschien door de jongere zus van mijn vader die in 1932 kloosterzuster werd, toen opa naast zijn tuinderij nog een paar koeien hield en varkens. Over het resultaat van mijn eerste poging, tijdens de les van Marie-José Mol, was ik niet geheel tevreden. Eigenlijk onterecht, want wat mag je verwachten na enkele lessen? Nooit eerder schilderde ik met water en pigment en mis dan ook veel techniek.
Het resultaat van die tweede poging hangt weliswaar in onze huiskamer maar ik verwacht nog een derde en wellicht een vierde. Hoe dan ook, we bewaren de geschiedenis via een soort van replica van het oorspronkelijke schilderijtje.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten