zaterdag 4 maart 2017

Teer

Juist vandaag, na het juichende appje dat onze schoondochter gistermiddag op de groepsapp postte, hoopte ik met eigen ogen pasgeboren lammetjes te zien. Een van de journaals, ik meen op 1 maart, vanwege het begin van de meteorologische lente die tot en met 31 mei heerst, toonde lammetjes die om hun moeders dartelden of blèrden. Nu ik de Tacitusbrug nader ziet het ernaar uit dat ik het voorlopig met die journaalbeelden stellen moet, want volgende weiden, waarin gewoonlijk schapen grazen, vind je pas nadat je Winssen bent gepasseerd. Te ver voor vandaag. Of wacht, ik ken nóg een schapenwei, die bevindt zich een stukje vóór boerderij De Ruif aan de Uiterwaard, een straat die ik slechts af en toe insla.
Op het moment dat ik de Uiterwaard in ren komen twee honden, spaniëls denk ik, door de berm en in een rap tempo op mij af. Verderop, op het nog bijna splinternieuwe bruggetje over de waterinlaat, staat iemand die vast en zeker het baasje of bazinnetje is. Een van de twee, de kleinste, sprint in dezelfde snelheid door naar de Waalbandijk, zonder acht op mij te slaan. De grootste rent vanuit de berm het wegdek op en springt in een vloeiende beweging op naar mijn rechterbovenbeen. Onbewust buig ik me van de hondensnuit weg zodat het beestje contactloos langs mij heen glijdt. Tegelijkertijd hoor ik een indringend fluitje. Schuin achter mij zie ik beide honden stilstaan, hun kop opheffen in de richting van het geluid om op het tweede snerpende geluid op volle snelheid naar hun baas of bazin te sprinten.
...net zo teer als het voetje van het kleinkind...
Alsof ook ik word aangemoedigd door het hondenfluitje ren ik iets sneller, lijkt het, achter het tweetal aan, maar arriveer evengoed ruimschoots na hen. Het bazinnetje zegt iets tegen de grootste, het kleinste kijkt, op enige afstand zittend, toe. Ik complimenteer de vrouw omdat zij succesvol ingreep – hoewel iets te laat, maar dat houd ik voor me. Het zou ook overbodig zijn geweest want zij heeft het gezien. De kleinste van de twee, de oudste, kreeg zij als pup. Het andere, grootste, teefje is jonger en nog maar sinds een jaar onder haar leiding. Als om zich voor haar gedrag te verontschuldigen, laat zij mij weten dat haar dochter er de eerste negen maanden niet goed mee om is gegaan – negen maanden! Het brengt mij in de verleiding te vertellen over het appje van onze schoondochter, maar dat terzijde. ‘Een aantal van haar streken, waaronder haar enthousiaste nieuwsgierigheid, kan zij nog steeds niet onderdrukken.’ Terwijl zij vertelt blaft de schuldige een paar keer uitdagend, snuffelt aan mijn hand, likt, drentelt snuffelend rondom onze voeten om vervolgens kriebelend aan mijn andere hand te ruiken en te likken. Ik vind het allang goed.
Voordat ik verder ren wil ik nog graag iets over het ras weten. Het zijn inderdaad spaniëls of jachthonden. Dan noemt zij een naam die in mijn oren klinkt als een bijgerechtje van een sterrenrestaurant, zodat ik haar moet vragen het nog eens te herhalen zodat ik het onthouden kan. Oké, dat heb ik, Epagneul Breton.
Ook het schapenweitje aan de Uiterwaard is zo leeg als het maar kan. Het lijkt alsof de uitbottende wilgenstruiken met mij spotten. Hun knoppen zijn net zo teer als het voetje van het kleinkind dat onderweg is. Dat voetje was overduidelijk zichtbaar op de foto van de twintigweken-echo, die Rima ons appte. Zij voegde, compleet met een breed lachende smiley, aan de foto toe: ‘Feet of new Dekkertje’. Samuel krijgt een broertje of een zusje, wij ons vijfde kleinkind. Het is meer dan welkom, maar we moeten nog wel erg lang wachten hoor, nog negentien hele weken en zes dagen!
Deze zomer lijkt nog eindeloos ver weg, hoewel de snelheid waarmee de wilgenkatjes ontluiken met die gedachte lijkt te spotten.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten