vrijdag 24 maart 2017

Uitsmijters

Twee ingedeukte bierblikjes liggen in het gras alsof ze daar bewust zijn neergelegd, alsof een regisseur bepaalde hoe het een moet liggen ten opzichte van het ander, om een zo dramatisch mogelijk effect te veroorzaken. Waarschijnlijk zijn ze leeg, hoewel het zeer de vraag is of de inhoud hier ter plaatse is genuttigd. Is het toeval dat ze in het veldje liggen waar Koen paardenbloemensla verzamelde voor Snuf, zijn cavia, toen dat beestje nog volop van het leven genoot? Net nu onze kleinzoon vandaag veertien taartkaarsjes uit mag blazen, liggen twee blikjes zó gearrangeerd alsof er wordt getoost!
Terwijl ik over de Tempelstraat ren en de Van Heemstraweg oversteek, peins ik over de vraag of het voorbestemd of toevallig was dat ik op deze dag twee lege Heinekenbierblikjes op mijn pad trof. Tussen tuincentrum Bull en de afslag naar de Hommelstraat wordt deze vraag dringender.
Een paar honderd meter voor mij laat een vrouw haar hondje uit. Ik neem tenminste aan dat zij het bazinnetje is, maar het zou zomaar kunnen dat zij voor de thuiszorg werkt, dat zij het hondje van een cliënt uitlaat. Hoe dan ook, dame en hond raken verscholen achter Lijn85 die een paar passagiers oppikt, totdat de bus weer optrekt. Het gaat er nog om spannen wie van ons eerder bij de Hommelstraat is. Ik win. Maar voor ik de hoek om kan rennen hoor ik: ‘Gefeliciteerd met de verjaardag van uw kleinzoon!’ Ik kijk verbaast om en bedank haar. Dan keer ik op mijn schreden om uit te vinden wie mij feliciteert. ‘De moeder van Sietse!’ Ach ja, een vriend van Koen, Sietse met twee essen. En voor de zekerheid herinnert Sietse’ moeder mij nog aan de 4Daagse van twee jaar geleden.
Gek, zo’n klein voorval brengt onmiddellijk een vier jaar oude herinnering boven (zie ‘Beelden’). Dat gebeurde gistermiddag ook. Toen fietste ik een stukje over de stoep naar de verfwinkel van Wim van Hulst. Dat was genoeg om iets dat in 1966 gebeurde op te rakelen. 1966. Toen stond het leven bijna stil, in vergelijking met vandaag. Oké, in die dagen schudde Norbert stevig aan de kabinet-Cals-boom, waarmee hij geschiedenis zou schrijven als de ‘Nacht van Schmelzer’. Misschien was die nacht toen al verleden of stond het een van die dagen te gebeuren. Maar Norbert was heel wat tammer dan enkele tegenwoordige politici die, als ware zij woeste olifanten, in politieke porseleinkasten tekeergaan.
Ik werkte als huisschilder bij een schildersbedrijf in Medemblik. Onze baas had werk verkregen in Heerhugowaard. We voorzagen vele rijtjeswoningen, in een van de eerste nieuwbouwprojecten, van glas en naderhand verzorgden we het binnen- en buiten-schilderwerk en het behangwerk. Tijdens de laatste maanden van 1966 kregen we de kans om, als een vorm van onder-aanneming, het binnen-schilderwerk uit te voeren. O, ik weet zeker dat onze baas daarbij aan het langste einde trok, maar feit was dat we daardoor iets meer verdienden dan op uur basis mogelijk was. Kortom, we zetten er een paar tandjes bij!
Af en toe moesten we ons ontspannen. Op initiatief van Freek of Karel togen we geregeld naar Café Madeleine. Koffie en uitsmijters smaakten daar lekkerder dan de boterhammen in de bouwkeet, maar ook de telefoon trok mij aan: voor een paar dubbeltjes kon ik Riky via het kantoor van de papierfabriek in de Tollenstraat bellen.
In die dagen gebruikte ik een vurige, rooie, Kreidler Florett om naar mijn werk te komen. Dat ding bracht mij natuurlijk ook geregeld bij Madeleine. Voor dat café lag een zeer brede stoep en de gemakkelijkste weg naar mijn parkeerplekje was vanaf de kruising, tegen het verkeer in, over de stoep tuffen. Tot die bewuste dag een politieagent mij betrapte. Ik was er gloeiend bij. Tien gulden, ik mocht dat bedrag direct afrekenen.
Gistermiddag was er geen politieagent die mij kon betrappen.
Bierblikjes, Sietse’ moeder, toevallig of voorbestemd, ik krijg er geen vat op en ach, het is verre van belangrijk in dit tijdsgewricht!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten