vrijdag 9 september 2016

Levenssfeer

Een goede kennis van ons schreef ‘Opa’s en oma’s’, een gedicht waarin een bezorgde dochter haar moeder een brochure van een verzorgingshuis aanreikt. Ik denk aan dat grappige poëem op het moment dat ik het oude boerderijtje van Marie hardlopend passeer; het huis dat vanwege een hoge ouderdom, evenals de bewoonster, meer en meer slijtageplekken vertoont (in de wandelgang hoorde ik over hardnekkige lekkages, van het dak bedoel ik). Teneinde de geste van dochter nader te duiden lezen we in het eerste couplet: ‘Oma van der Sloot was eenentachtig/ Toen haar dochter met een folder kwam:/ ”Kijk eens, dit verzorgingshuis, hoe prachtig!/ Zou je niet eens gaan verhuizen, mam?”’ De rest mag je zelf lezen, je vindt het hier.
Of oma Van der Sloot bijzonder gesteld is op haar privacy meldt het gedichtje niet, wel weet ik dat dit een van de verworvenheden is die je als eerste op moet geven als je tot zo’n finale verhuizing besluit – vooropgesteld dat je tegen die tijd daarover kunt beslissen. Samen met veel van je dierbare spulletjes kun je jouw persoonlijke vrijheid gerust bij de zakken met restvuil aan de straat zetten hoor, want daarmee kan je in een zorgcentrum toch niet veel meer aanvangen, ben ik bang.
Terwijl ik verder ren in de richting van de Tacitusbrug – ik ben inmiddels op de Waalbandijk aanbeland –, realiseer ik me dat privacy een groot woord is, evenals vrijheid. Tegenwoordig zijn er zoveel verstorende elementen. Vroeger was het anders. Natuurlijk, we hadden nog geen telefoon, er hingen nog geen camera’s die alles en iedereen in de gaten houden, via computers hackte niemand privégegevens weg en ook de media stelde zich meer bescheiden op. Maar als ik eerlijk ben, ik herinner me van vroeger dat er slechts één plekje was waar ik alleen kon zijn, namelijk in de plee (en dan nog met het haakje op de deur), maar dat had alles te maken met ons grote gezin. Evengoed is dat tegenwoordig eigenlijk ook de enige plaats waar je veilig op jezelf kunt zijn.
Met privacy bedoel ik je persoonlijke levenssfeer. En in het bijzonder het recht om alleen gelaten te worden. Dat recht heeft iedereen. Het vervalt bijvoorbeeld niet op het moment dat je tijdelijk naar het ziekenhuis, of voorgoed naar een verpleeg- of verzorgingsinstelling verkast. Artsen en verpleegkundigen, en alle andere personeelsleden, zullen er alles aan (moeten) doen om je persoonlijke levenssfeer zomin mogelijk aan te tasten. Anderzijds is het nauwelijks mogelijk om in die situaties jouw recht om alleen gelaten te worden op te eisen.
Ter 
illustratie: tot een aantal jaren geleden lukte het hem heel goed om zelfstandig in zijn huisje te wonen. De huishoudelijke taken werden zwaarder, maaltijden bereiden moeilijker en de soepelheid verdween uit zijn ledematen zodat douchen een te zware opgave werd. Zodoende kwamen er geleidelijk meer mensen aan de deur. Hij liet hen binnen! Toen werd zijn huisje afgebroken. In het zorgcentrum kreeg hij een prachtige woonkamer, een eenvoudig keukentje, een ruime slaapkamer en een comfortabele badkamer. Ook hier kan hij reageren op de voordeurbel; hij bepaalt wie bij hem over de vloer mag komen en wie niet. Hij kan nog zelf zijn voordeur openen, gelukkig, want een mogelijkheid om dat vanuit zijn stoel of bed te doen ontbreekt.
Maar (dus?) uit efficiëntieoverwegingen is het personeel voorzien van een sleutelkaart. Al vaker maakte ik mee hoe zijn recht om alleen te worden gelaten geschonden werd. Zelfs onnodig! Laatst dronken we een kopje koffie, knus bijeen op de bank. Een medewerker van het huis stapte onverhoeds binnen. Ik hoorde haar van alles zeggen, maar niet ‘mag ik even binnenkomen?’ Geen verontschuldiging voor hem en zijn bezoek. Zijn persoonlijke levenssfeer werd bruusk verstoord.
Toen ik daarstraks het huis van Marie passeerde zag ik dat er iets gaande is. Anders dan bij oma Van der Sloot hangt een verhuizing in de lucht!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten