dinsdag 20 januari 2015

Indikken

Bovenop het beeld de Rivierwachter zit een buizerd. De eerste keer dat ik een vogel daar bovenop zie zitten! Toeval of niet, toen ik hier zo’n twintig minuten geleden langs rende realiseerde ik mij dat ik sinds afgelopen juni, toen het werd geplaatst, nooit een vogel op dit beeldhouwwerkje zag. En nog deze morgen bedacht ik dat vogels dit kunstwerk mijden omdat het waarschijnlijk geen gemakkelijke zit vormt. Nu word ik daarin gelogenstraft. Er zit een vogel! Er zit een heuse roofvogel, waakzaam opgericht en hoog op zijn maïsgele poten, op het beeld van de roofvogel dat door Nur Tarim werd gemaakt. Er kijken nu twee wachters uit over de uiterwaard en de machtige rivier. De levende vogel is groter dan het composieten sculptuur, ondanks de bijna drie meter hoge paal waarop het is bevestigd. Stevig genoeg denk ik, maar toch!
      De buizerd is op zijn hoede maar blijft ondanks mijn nadering staan. In het muisgrijze ochtendlicht ziet hij er beeldschoon uit. Slank, de snavel alert geheven, ongehavend en glad, de borstveren in een halfronde krans opgepoetst als de bef van een strijdlustige advocaat. Gereed om te worden geportretteerd ware het niet dat ik zonder camera ren. Ook dat bedenk ik deze morgen voor de tweede maal. Eerder betrof het enkele honderden rietganzen. Zij dobberden op het water van de ondergelopen schapenwei.
      Al van ver zie ik ze liggen en hoor hier en daar door het water versterkt, hoge kwebbelstemmen. Terwijl de zon achter mij opkomt ligt de grote donkere plas boordevol nog donkerder gekleurde hoopjes gans. Het is duidelijk dat zij hier de nacht hebben doorgebracht. Veilig op het water van de ondergelopen weide. Ik zie er verschillende die de kop nog angstvallig tussen de veren verstoppen. Zij hangen blijkbaar nog een beetje in het Blue Monday-gevoel. Heel hun houding straalt het uit: laat ons met rust op deze saaie dag; rot op, zie je niet dat wij nog wat uit willen slapen?
Bij mijn nadering drijven de ganzen die zich het dichtst bij de dijk bevinden, behoedzaam in de richting van de rivier. Weg van de dijk, weg van de jogger die het misschien op hen gemunt heeft. In het water is geen beweging zichtbaar. Het opschuiven en indikken gaat ongemerkt zodat ik heel goed moet kijken naar de grens van water en grasrand om hun beweging te kunnen zien. Geleidelijk wordt de reep water zonder ganzen breder, steeds breder. Op het moment dat ik er langsop ben gerend is de gansvrije strook minstens tien meter breed. Dat is ook het moment dat ik mijn fototoestel mis en de eerste ganzen met veel misbaar op de vlerken gaan. Achter mij hoor ik velen hun voorbeeld volgen.
      Eindelijk, nu ik praktisch onder het kunstwerk jog kiest de trotse buizerd het luchtruim. Na het opvliegen blijft de rivierwachter onaangedaan op zijn paal achter. Gelukkig. Want stel je voor!
(Overigens, op de website www.bkdoc.nl zegt de beeldhouwer: ‘Als je een beeld van een hoogte naar beneden laat vallen moet bij elk brokstuk sculpturale kwaliteit zichtbaar zijn; is dit niet het geval dan had er aan het geheel toch iets gemankeerd.’)
Zolang als ik kan kijk ik de vrije roofvogel na op diens zweefvlucht in de richting van de Waal. Ik voel enig verlies, maar ben evengoed tevreden. Hoe zou ik ook ontevreden kunnen zijn na traktaties als op deze morgen?
      Terwijl ik over de Waalbandijk op huis aan ren realiseer ik me dat ik weer vrijer kan ademen dan gedurende de eerste paar honderd meter van dit hardlooprondje. Het benauwende gevoel, het gevoel alsof ik over slechts één long kon beschikken, is weg. Kan dat een restje Blauwe Maandag zijn geweest?
     

      

Geen opmerkingen:

Een reactie posten