dinsdag 26 november 2013

Slobberig

Aan het ontbijt herinnerde een artikeltje in de Gelderlander mij aan de bijzondere waarneming in Zwolle, of eigenlijk was het de foto van Frans Paalman die mijn aandacht trok. Daarop is een flinke groep mannen, en enkele vrouwen te zien. Bijna allemaal toegerust met kijkers en fototoestellen voorzien van enorme telelenzen. Zij kijken naar een sperweruil.
Het is dus niet verwonderlijk dat ik in iedere grote vogel die ik hoog in een boom of op een paal spot, een sperweruil zie. Misschien wel dé sperweruil. Meestal betrof het een kraai en een keer zelfs een ekster (wiens staart veel te lang is).
Inmiddels ren ik over de Waalbandijk. Het is nu veel lichter, waardoor het donkere silhouet bovenop een van de afstervende takken van de kruidenierspeer in de voortuin van de familie Engelen, er veelbelovend uit ziet. Ik voel een soortgelijke opwinding opkomen als die ik gisteren zag bij de vogelaar die in de DWDD over zijn waarneming mocht vertellen, ook al weet ik wel beter. Ja hoor, weer een kraai!
Vlak voor ik afsla naar de Uiterwaard zie ik mijnheer Burgers. Met een armzwaai groeten we elkaar en nemen tegelijk afscheid: tot vrijdag! Ik ren door tot de weg erg slecht wordt, mijn keerpunt voor vandaag. Dan pas zie ik de enorme groep ganzen in het weiland tussen de Uiterwaard en de Waalbandijk – een paar honderd meter terug hoorde ik al druk ganzengebabbel maar kon hen niet ontdekken. Dus in plaats van om te keren ren ik door, alert vanwege de vele kuilen en gaten in de bestrating. Al spoedig slaat een aantal van hen alarm en vliegt het grootste deel op. Het geluid van misschien wel tienduizend of meer vleugelparen kan ik niet beschrijven. Het is o-ver-wel-di-gend. Evenals hun paniekerige kreten. Ik onderga het met vreugde, voel mij de steen die kringen op het wateroppervlakte veroorzaakt, met dit verschil dat het hier rimpelingen van vlees, bloed, opgewonden gakken en vooral veel zoevende vlerken betreft.
Na nog zo’n honderd meter rennen zwakt het geluid wat af en keren de eerste ganzen weer terug. Wij konden elkaar niet eerder zien vanwege het dichte struikgewas, het achtergebleven ganzenpaar en ik. Nu hebben we oogcontact! In plaats van op te vliegen, zoals de meesten van hun soortgenoten enkele minuten eerder deden, trippelen zij hoog op hun poten van mij weg, waarbij zij ook hun kop nagenoeg verticaal opgericht houden. Zij lijken op grauwe kegels die opstandig en voortijdig op hun bolle voet het spel verlaten. Het is een koddig gezicht.
Nog diep onder de indruk keer ik terug – dit was méér dan een zeldzame sperweruil!
Een paar honderd meter voor de opgang naar de Waalbandijk ligt een slobberig condoom in het gras. Duidelijk gebruikt. Wie kregen het zo heftig van elkaar te pakken dat zij hier hun hoogtepunt wilden beleven? Toch niet gisteren, vorige week of vorige maand? Kou, wind en nat gras lijken mij geen aantrekkelijke omstandigheden om wat dan ook te bedrijven. Ik peins over omstandigheden en mogelijke gebruikers terwijl ik opnieuw onder de Tacitusbrug door ren, waar enkele bouwvakkers met hun vijzelarbeid aan de pijlers doende zijn. Zij? Kom op Simon, als een van hen een kapotje had gebruikt, zou hij dat daar niet hebben achtergelaten…
Wacht, ik heb ook een keer zo’n ding op mijn werk gebruikt! In de technische dienst van de Pompe-kliniek zagen wij ons geconfronteerd met een verstopte rioolbuis. Ergens in een ondergronds traject van meer dan honderd meter. Om de verstopping te vinden dachten we aan een opgeblazen condoom aan een dun touwtje. Zodra dat stevige ballonnetje niet verder dreef haalden we het terug. De lengte van het draad gemeten en... Bingo!
Geen bouwvakkers dus. Schooljeugd? Ja, dat zou kunnen. Wellicht zagen zij ‘Dokter Corrie’ tijdens schooltv voorbehoedmiddelen demonstreren en hebben zij ergens langs de Uiterwaard het gebruik daarvan proefondervindelijk vastgesteld!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten