zondag 5 februari 2012

Roetsjen

zaterdag 4 februari 2012  Opnieuw overgiet de zon het bevroren landschap, nu na een van Nederlands koudste winternachten. De sneeuw van gisteren maant mij: uitglijden is geen pretje! Zon, sneeuw, het vrije weekeinde maar vooral de afwezigheid van de wind lokken velen naar de dijk. Er wordt vooral gewandeld en veel ouders laten hun kinderen op sleetjes van de dijk af roetsjen. Joggers zie ik niet, evenals ‘mijn’ zestien verwilderde ganzen. Hoe zouden zij deze kou doorkomen? Toch ben ik in gedachten vooral bij Annie, die ik vanmiddag met het jaarprogramma van onze Zonnebloemafdeling bezocht. Zij vertelde dat het heel goed met haar gaat, zij veel contacten heeft en het weer zonder de Zonnebloem stellen kan: “Bovendien heb ik jouw telefoonnummer!”
Annie leerde ik ongeveer twee jaar geleden kennen. Omdat ik haar al eens bij haar buurvrouw zag, durfde ik aanbellen met mijn verzoek een boodschap over te willen brengen. Zij maakte het overduidelijk niet goed, zodat ik haar kopje koffie accepteerde. Een schoonzus, waarmee zij vooral na het overlijden van haar man nauwe banden onderhield, was op die dag overleden. Luisteren en af en toe een bemoedigend en troostend woord, meer kon ik niet doen. Bij het afscheid beloofde ik spoedig terug te komen. Drie weken nadien ging het slechter met Annie. Depressief en te angstig om uit te gaan. Wij hadden met enkele Zonnebloemgasten een uitstapje in het verschiet, naar een kersenboomgaard. Daar paste Annie best bij en gelukkig liet zij zich overhalen. Zij genoot er zichtbaar van en er volgden meer uitjes, soms samen met enkelen van haar buren.
Geregeld bezoek van een vrijwilliger vond Annie nog niet nodig, het ging ondertussen al beter met haar. “Zoek maar iemand voor mijn broer, die zit altijd in zijn eentje!” vond zij een paar maanden geleden. Martien, die zoals zijn zus ook in dit complex woont, was op dat moment ziek en ik besloot direct bij hem aan te bellen...
Een thuiszorgmedewerker doet open. Ik tref de tweeënnegentigjarige, graatmagere broer kuchend, koortsig en happend naar lucht op de bank. Zo te zien zal Martien deze week niet eens af maken! Ik aarzel, maar merk dat hij blij is met mijn komst. Ondanks de last van zijn longontsteking vertelt hij over zijn jeugd. Het verrast hem dat hij zomaar gast van de Zonnebloem kan worden. Zijn vrouw, die een klein jaar geleden overleed, heeft hem vaker aangespoord contact met ons te zoeken. Vooral sinds hij – en dus ook zij – toenemend werd beperkt door zijn longemfyseem. “Maar je laat toch geen brandend huis verzekeren?” vraagt Martien mij aarzelend. Spijt over onwetendheid en onwil is hoorbaar. Ook is hij verbaasd dat zijn zus van onze diensten gebruik maakt. Ik bevestig dat het met Annie gelukkig weer een stuk beter gaat. Hij weet ook van haar depressie vanwege het zo plotselinge overlijden van haar man. “Na haar man,” zeg ik, “moest zij ook afscheid nemen van een dierbare vriendin!” Martien barst plotseling in snikken uit. Happend naar lucht schokt zijn magere lijf over de bruinleren bank. Ontsteltenis maakt mij eventjes onmachtig, dan kruip ik resoluut naast hem en trek het schokkende knokige lijf gegeneerd tegen mij aan. “Doe maar, huil gerust, dat is goed. Stil maar. Rustig,” probeer ik de tot voor kort mij onbekende man te kalmeren. Snotterend verteld hij over zijn vrouw die zo close was met zijn zus en realiseer ik mij mijn onhandigheid.
Mijn gemoed klimt weer uit een dalletje, zoals kinderen opduiken vanuit hun dijkglijbaan, nu ik begrijp waarom Annie zo dwingend aanwezig is: zij laat mij zien dat ‘slechte tijden’ eindig zijn en opgevolgd worden door mooie, vrolijke en ontspannen dagen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten