dinsdag 1 november 2016

Knip

In de tweede ellebooghoek van de Hommelstraat laat de enig overgebleven peppelboom zijn gele bladeren los in een tempo van misschien honderd per minuut. In mijn hoofd maak ik een berekening: de boom staat ongeveer vierhonderd meter van mij verwijderd – die afstand slinkt tijdens mijn calculatie uiteraard gestaag, dus zet ik er vaart achter – terwijl ik met een snelheid van ongeveer tien kilometer per uur jog. Dus ben ik bijna twee en een halve minuut onderweg naar de boom en zijn er in die tijd tweehonderdvijftig boomblaadjes gevallen. Onder de bewuste boom door rennend zie ik in dat mijn aanvankelijke schatting, honderd per minuut, veel te hoog is want hoeveel blad draagt zo’n boom wel niet? Dit bewijst maar weer eens hoe zinloos het is om zulke berekeningen te maken! Goed, laat ik mij op iets anders richten. Op die schapen bijvoorbeeld. Zij komen net niet boven het laagje mist uit. Iets waar zijzelf waarschijnlijk weinig van merken, hoewel ze zich allemaal in dezelfde richting bewegen.
Op de Waalbandijk beland ik in ‘De Japanse minnaar’ van Isabel Allende. Daar maakte ik gisteravond een beginnetje mee. En hoe dat kwam weet ik niet, maar terwijl ik las hoe Alma aan haar kleinzoon en haar secretaresse vertelt op welke wijze zij Ichimei Fukada heeft ontmoet kwam de bakkerij van Bakker Blank in mijn gedachten (ik logeerde bij Blank omdat mijn moeder weer een kleintje ging krijgen). Ik zag er mezelf weer in bed liggen, samen met de oudste zoon van de bakker. Het maakt grote indruk op mij dat hij zich verwaardigt om tegen mij, een broekie van net zes jaar oud, die feitelijk de gast van zijn ouders is, zijn verontschuldiging uitspreekt voor het mogelijke gebrek aan comfort in zijn bed! Het is inderdaad hard, dat bed. De matras die niet dikker lijkt dan een opgevouwen paardendeken ligt op een houten deur. Dat is nodig vanwege een probleem met zijn rug, zo laat hij mij weten. Terwijl ik muisstil naast deze bijna volwassen jongen lig staar ik blind in de ruimte (het bed staat op de zolder boven de bakkerswerkplaats) en vraag me af of ik de pot durf te gebruiken als ik plassen moet.
Dit was het eerste beeld dat kwam bovendrijven terwijl ik over de Japanse minnaar las. Daarna dacht ik aan de bakkerij.
Ik vond het heerlijk dat ik Bakker Blank mocht helpen. Ik mag meel uit een papieren baal in de kuip van de kneedmachine scheppen waarna hij de andere ingrediënten zoals water en melk toevoegt. Op een langgerekte smalle werktafel heb ik blikken strak naast elkaar opgesteld nadat ik ze invette met donkerbruine olie. De Bakker vormt op de kneedtafel rollen deeg die precies in de blikken passen. Dat gaat met heel veel lawaai gepaard en ik heb het gevoel dat hij, om mij een plezier te doen, steeds harder in en met het deeg slaat. Nadat de hele rij blikken is gevuld zwelt het lauwwarme deeg tot net onder de rand van de blikken waarna de bakker met een schaar een keer of zes in de lengterichting van het deeg knipt zodat links en rechts opstaande puntjes ontstaan en het deeg weer een klein beetje inzakt. Daarna schuift hij de blikken met knipbrood de oven in. Zo leerde ik waarom dit brood knip, of knipbrood werd genoemd. In het deeg is geknipt. Duidelijk!
Maar gisteravond, toen ik over de eerste ontmoeting tussen Alma en Ichimei las, vroeg ik mij af waarom er in het deeg geknipt werd. Wat voegt inknippen toe aan de kwaliteit van het brood?
Met mijn tabletcomputer dat naast mij op de bank lag, vond ik het antwoord snel: dat knippen zorgt ervoor dat luchtbellen die tijdens het rijzen ontstaan, gemakkelijker uit het brood ontsnappen zodat er tijdens het bakken geen ronde gaten in het brood ontstaan. Aha!
Nadat ik het antwoord kende, kon ik weer rustig verder lezen. ‘De Japanse minnaar’ ontwikkelt zich tot een zeer boeiend en lezenswaardig verhaal!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten