dinsdag 18 december 2012

Nodig

Er zit nog maar weinig licht in deze dag. Het lijkt al avond, als ik kort na drie uur de voordeur achter mij dicht trek om lekker te gaan rennen. Daar ben ik enorm aan toe! Ik heb het gevoel dat ik evenveel spinrag draag als hoofdharen. Dat komt er van als je in een kruipruimte gaat tijgeren!
Onder de vloer krijg ik altijd een claustrofobisch gevoel en tegenwoordig kramp in mijn kuiten. Nou ja, voor de lol kroop ik daar dan ook niet rond, dat kan ik je wel verzekeren. In huis is nieuwe bekabeling nodig vanwege de aansluiting voor glasvezelkabel, die in de meterkast komt.
Het is dus heerlijk om buiten te rennen, ondanks de regen. Voordat ik de Tempelstraat achter mij laat, zijn mijn brillenglazen in matglas veranderd. Desondanks zie ik de fietser op zijn ranke driewieler aan de overzijde van de weg. Hij doet mij aan Fred denken. Een aantal maanden geleden was ik bij hem voor een intakegesprek. Achteraf ziet hij zichzelf nog niet bij onze doelgroep horen, maar hij zou het wel fijn vinden als ik hem af en toe zou komen bezoeken, zo liet hij mij weten. Gistermorgen was ik bij hem, ook om met hem te bespreken hoe dat verder moet gaan. Maar daaraan kwam ik niet meer toe.
Het begon met een spontaan gesprek over wederzijdse interesses, dat door een telefoontje werd onderbroken. Altijd lastig zo’n situatie. Fred is, vanwege zijn onvolledige dwarslaesie niet mobiel genoeg om even snel naar een andere ruimte te gaan. Tijdens dat korte gesprekje nam ik een computervakblad op waarin ik een beetje bladerde, maar ik kon niet voorkomen te horen dat het niet zo goed met hem gaat, iets dat hij mij, ondanks mijn vraag, niet had laten weten. Na het afbellen had Fred blijkbaar het gevoel dat hij mij uitleg verschuldigd was. Het komt er op neer dat de problemen met zijn stoelgang toenemen. De laatste tijd met tussenposes van een hele week, ondanks middelen. In het wachtkamertje bij de bloedprik post ging het vorige week maandag faliekant mis. Een aangepast toilet ontbreekt daar en hulp was nodig. Hij vertelde zo schilderachtig dat ik de gebeurtenis als in een film voor mijn ogen zag afspelen. Ik kon slechts met hem meeleven, maar kon ook niet laten hem te vragen of het nadien …? Nee, nog niet.
Hij is onzeker of hij nu wel of juist niet extra middelen moet gebruiken, maar misschien is het daarvoor al te laat, want zo te voelen…! Ik kan Fred niet helpen.
Langs de dijk vallen mij een aantal ingezakte plantengroepjes op. Ik meen er de boerenwormkruid in te herkennen die hier een aantal weken geleden nog fier stond te bloeien. Duidelijk slachtoffers van Koning Winter. Maar geen medelijden! Zij zijn slim en hebben zich terdege op diens komst voorbereid. Voordat het zover was dat extreme kou hun lichaamssappen kon bevriezen, trokken zij alle bruikbare voedingsstoffen terug naar hun wortelstelsels. Zij verteerden als het ware hun overbodige ledematen. Fraai is het niet wat van hen rest: slappe donkerbruine derrie, neerhangend langs de taaiere plantenstelen. 
Nog even terug naar Fred: zijn verhaal riep een eigen ervaring in herinnering. Het is een zomerdag, waarschijnlijk in 1957. Ik ren naar huis, maar moet nodig. Ik heb al mijn hoop op ‘Tante Ma’ gericht. Zij woont in een groenwit geschilderde houten woning aan de rand van Spanbroek. Rond het huis een prachtige tuin, tenminste in het voorjaar: fruitbomen en gras, volledig overwoekerd door sneeuwklokjes en krokussen.
Tante is niet thuis. Onbestaanbaar maar niet minder waar! Naar huis rennen is mijn enige alternatief. Onhoudbaar, zo vertelt mij de dunne darminhoud, die spoedig en treurig langs mijn blote benen zakt. Tot in mijn sokken. En ik moet nog zo’n eind!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten