Onder de vloer krijg ik altijd een claustrofobisch gevoel en
tegenwoordig kramp in mijn kuiten. Nou ja, voor de lol kroop ik daar dan ook niet
rond, dat kan ik je wel verzekeren. In huis is nieuwe bekabeling nodig vanwege
de aansluiting voor glasvezelkabel, die in de meterkast komt.
Het is dus heerlijk om buiten te rennen, ondanks de regen. Voordat
ik de Tempelstraat achter mij laat, zijn mijn brillenglazen in matglas
veranderd. Desondanks zie ik de fietser op zijn ranke driewieler aan de overzijde
van de weg. Hij doet mij aan Fred denken. Een aantal maanden geleden was ik bij
hem voor een intakegesprek. Achteraf ziet hij zichzelf nog niet bij onze
doelgroep horen, maar hij zou het wel fijn vinden als ik hem af en toe zou komen
bezoeken, zo liet hij mij weten. Gistermorgen was ik bij hem, ook om met hem te
bespreken hoe dat verder moet gaan. Maar daaraan kwam ik niet meer toe.
Het begon met een spontaan gesprek over wederzijdse interesses,
dat door een telefoontje werd onderbroken. Altijd lastig zo’n situatie. Fred is,
vanwege zijn onvolledige dwarslaesie niet mobiel genoeg om even snel naar een
andere ruimte te gaan. Tijdens dat korte gesprekje nam ik een computervakblad op
waarin ik een beetje bladerde, maar ik kon niet voorkomen te horen dat het niet
zo goed met hem gaat, iets dat hij mij, ondanks mijn vraag, niet had laten
weten. Na het afbellen had Fred blijkbaar het gevoel dat hij mij uitleg
verschuldigd was. Het komt er op neer dat de problemen met zijn stoelgang
toenemen. De laatste tijd met tussenposes van een hele week, ondanks middelen. In
het wachtkamertje bij de bloedprik post ging het vorige week maandag faliekant mis.
Een aangepast toilet ontbreekt daar en hulp was nodig. Hij vertelde zo
schilderachtig dat ik de gebeurtenis als in een film voor mijn ogen zag afspelen.
Ik kon slechts met hem meeleven, maar kon ook niet laten hem te vragen of het
nadien …? Nee, nog niet.
Hij is onzeker of hij nu wel of juist niet extra middelen moet gebruiken, maar misschien is het daarvoor al te laat, want zo te voelen…! Ik kan Fred niet helpen.
Hij is onzeker of hij nu wel of juist niet extra middelen moet gebruiken, maar misschien is het daarvoor al te laat, want zo te voelen…! Ik kan Fred niet helpen.
Langs de dijk vallen mij een aantal ingezakte plantengroepjes op.
Ik meen er de boerenwormkruid in te herkennen die hier een aantal weken geleden
nog fier stond te bloeien. Duidelijk slachtoffers van Koning Winter. Maar geen
medelijden! Zij zijn slim en hebben zich terdege op diens komst voorbereid.
Voordat het zover was dat extreme kou hun lichaamssappen kon bevriezen, trokken
zij alle bruikbare voedingsstoffen terug naar hun wortelstelsels. Zij
verteerden als het ware hun overbodige ledematen. Fraai is het niet wat van hen
rest: slappe donkerbruine derrie, neerhangend langs de taaiere plantenstelen.
Nog even terug naar Fred: zijn verhaal riep een eigen ervaring in
herinnering. Het is een zomerdag, waarschijnlijk in 1957. Ik ren naar huis,
maar moet nodig. Ik heb al mijn hoop op ‘Tante Ma’ gericht. Zij woont in een
groenwit geschilderde houten woning aan de rand van Spanbroek. Rond het huis
een prachtige tuin, tenminste in het voorjaar: fruitbomen en gras, volledig
overwoekerd door sneeuwklokjes en krokussen. Tante is niet thuis. Onbestaanbaar maar niet minder waar! Naar huis rennen is mijn enige alternatief. Onhoudbaar, zo vertelt mij de dunne darminhoud, die spoedig en treurig langs mijn blote benen zakt. Tot in mijn sokken. En ik moet nog zo’n eind!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten