vrijdag 17 februari 2017

Trollen

Onze kleine logĂ© is onderweg. Nu ik over de Dwarshommelstraat ren zie ik hoe Jesse met Samuel via het knooppunt Badhoevendorp langs Schiphol rijdt. Misschien zijn zij gearriveerd als ik van dit hardlooprondje thuiskom. In gedachten zie ik onze jongste kleinzoon naar de voordeur rennen, met zijn vingertje wijzen en onderwijl naar zijn papa en oma roepen ‘Opa, opa, daar, opa!’
Vandaag zit Carnaval in mijn hoofd maar of ik van onze jonge bezoeker de tijd krijg dat verhaal op te schrijven is twijfelachtig. Dat begon al toen ik over de Tempelstraat rende, carnaval bedoel ik. Daar hoorde ik een kraai in een zwaar Brabants accent roepen. In mijn oren klonk het als een lang aangehouden ‘Braai, braai’, maar hij kan evengoed ‘Fraai, fraai’ hebben bedoeld, of zijn eigen naam hebben gescandeerd. Even verderop reageerde een zanglijster met heel wat melodieuzer stem dat ik me niets van die kraai moest aantrekken. Ik heb mij van beiden niets aangetrokken, maar nu ik hier op de Dwarshommelstraat geconfronteerd word met een banier dat aankondigt dat hier Prins Paul de Tweede domicilie houdt denk ik dat ik toch enige betekenis moet hechten aan wat Kraai en Zanglijster mij te melden hadden. Maar wat precies hun boodschap is?
Prins Paul (2) heerst dit jaar over De Plekkers. Zijn motto is: ‘Carnaval, dat maak je samen’. Ik wil best iets samen maken, maar carnaval is net niet mijn ding. Dat heb ik toen ook aan Fazant uitgelegd, die keer dat hij zich helemaal wild schrok van mijn plotselinge verschijning. Dat was begin oktober vorig jaar, op Werelddierendag om precies te zijn. Ik rende toen in een vrolijk zomers gekleurde outfit over de Waalbandijk, terwijl hij, min of meer verscholen tussen wild opgroeiende kaardenbollen, geheel op zijn gemak een paar hennetjes het hof maakte. Zoals gezegd schrok hij zich wild toen ik onverwacht in zijn blikveld sprong waardoor hij zich schaamteloos aan mij blootgaf. Met roffelende staartveren vloog hij laag over het dijklichaam in de richting van de tegenover gelegen fruitboomgaard van de familie Engelen onderwijl hij almaar door alarmerende schreeuwde ‘Pas op, pas toch op, daar heb je d’r een!’
Uiteindelijk liet Fazant zich door mij geruststellen (zie ook ‘Zwever’) en begreep ik uit zijn onsamenhangende gekakel dat hij dacht dat ik er ‘zo een’ was die de veren van hem en zijn soortgenoten wilde stelen, de fraaiste staartveren op mijn hoed zou zetten en dat ik vervolgens, samen met honderden geestverwanten, brassend en polonaise-dansend, zou zingen over het paard dat in de gang van buurvrouw Jansen staat. Ik kon hem snel geruststellen door te vertellen dat ik, zeker weten, zo’n feestbeest niet ben en dat ik bovendien het carnavalsfeest liefst ontloop. ‘Fazantenveren’, zo zei ik het tegen Fazant, ‘zijn op zijn mooist in de staart van fazanten!’
Als ik toen had geweten dat trollen het nieuws rond het eerstvolgende carnavalsfeest gaan domineren, dan zou ik Fazant hebben verteld dat zij het zwaar te verduren zouden krijgen, die trollen bedoel ik. In de carnavalsoptochten zullen vele trollen worden meegevoerd, verwacht ik. Vooral Denktrollen zullen de boventoon voeren. Hoe ze eruit zullen zien! Ja, daar vraag je me wat, zou ik zeggen als Fazant mij die vraag had kunnen stellen. Trollen ken ik slechts in hun daglichtoutfit. Dan zien zij eruit als onschuldig opgestapelde stenen. Tijdens onze bergtochten kwamen we die wel tegen. Steenmannetjes, noemden we ze, maar in mijn hart wist ik dat het eigenlijk trollen waren. Want als de zon onder is, dan komen trollen pas tot leven. Je kunt er alles over lezen in de verhalen van J.R.R. Tolkien.

Samuel ligt voorbeeldig te slapen. Onze kleinzoon gunt mij alle tijd om dit dwaze verhaal, dat vanmorgen tijdens het hardlopen door mijn hoofd speelde, op te schrijven. Samuel zal vast niet over trollen dromen, noch over fazanten of carnaval. Wellicht over een logeerpartijtje bij oma en opa. Wie zal het zeggen?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten