vrijdag 15 januari 2016

Onheil

De chauffeur van een vrachtwagen geeft mij op de Hommelstraat alle ruimte door zoveel vaart te minderen dat we elkaar stapvoets passeren, hoewel ik met dezelfde vaart doorren. Wel steek ik mijn hand op om de chauffeur voor zijn voorkomendheid te bedanken. Nog nagenietend van deze voorkeursbehandeling bereik ik via de dijkopgang de Waalbandijk waar ik word overweldigd door het blubberende geluid van de dieselmotoren van een zwaarbeladen containerschip dat tegen de stroom in vaart. Het is de noordwestenwind die het verkeer op de Waal weer een stem geeft sinds die de afgelopen weken overwegend vanuit het zuidoosten bleef waaien. Tegelijkertijd is de Waal in vergelijking met afgelopen dinsdag, flink gewassen zodat ik verschillende schepen tegelijkertijd in beeld krijg.
Met enig ontzag kijk ik naar al dat water dat zich in de richting van de Noordzee spoedt. Zolang het binnen de dijken blijft kunnen we gerust zijn, mede in de wetenschap dat Rijkswaterstaat en het Waterschap Rivierenland de toestand voortdurend in de gaten houden en er alles aan doen en hebben gedaan om onze veiligheid te kunnen garanderen. Daar prijs ik mezelf gelukkig mee want dat is niet altijd zo geweest. De laatste keer dat het water van de Waal de bewoners in het Land van Maas en Waal bedreigde was in januari 1995. Dat werd ook wel de ramp-die-geen-ramp-was genoemd.
Na een dagenlange periode van hoogwater kregen de bestuurders het benauwd. De beelden van de watersnoodramp van 1953 waarbij achttienhonderd doden werden betreurd, stond hen nog helder op het netvlies; zoiets wil je niet nog een keer meemaken, dus besloten zij tot evacuatie. Tweehonderdvijftigduizend mensen werden verplicht om voor een week of langer elders onderdak te vinden. Samen met vele vrachtwagens volgeladen met koeien, varkens en paarden stonden zij urenlang in de file, nadat zij hun huisraad zoveel mogelijk naar de zolder hadden gesleept. Bij Ochten werd de situatie nog erg kritiek. Velen ontvluchtten het dorp alsnog en honderden militairen vulden zakken met zand om het verweekte stuk dijk te versterken. We hoorden en zagen spannende reportages daarvan.
Wij werden niet verplicht ons heil elders te zoeken. Wel werd een evacuatieplan gemaakt voor de bewoners van het zorgcentrum en via radio en kranten werden we voortdurend op de hoogte gehouden. Grafiekjes lieten zien hoe hoog het water in onze wijk zou stijgen als de Waalbandijk het zou begeven. Om geen risico te lopen verhuisden verschillende van onze buren hun spullen alvast naar de zolder. Of het eigenwijsheid was, of koppigheid, misschien het gevoel dat we het onheil over onszelf zouden afroepen als we aan de impuls gehoor zouden geven, ik weet het niet meer. Hoe dan ook, we besloten alles te laten staan en domweg te vertrouwen op onze dijk.
Na enkele dagen mochten de evacués terugkeren en nam het leven zijn gewone loop.  
Aan de boord van het sterk gezwollen water in de Loenensche Wel staat een zilverreiger: Katrien, dat is vast en zeker Katrien. Ik word helemaal vrolijk van dit weerzien!
De visserman die in de stormnacht van 13 op 14 januari 1916 in de Zuiderzee verdronk zal het onheil niet over zichzelf hebben afgeroepen toen hij ertoe overging om altijd twee knikkers in zijn broekzak te dragen. ‘Als ik verdrink en nadien gevonden wordt, kun je mij altijd herkennen’ had hij tegen zijn zoon gezegd. Hij was een van de tweeëndertig mensen die tijdens de watersnood van 1916 op zee om het leven kwamen. Deze dagen wordt de ramp herdacht die Marken en verschillende dorpen in Noord-Holland zwaar trof.
Achteraf hebben we gelijk gekregen dat we in januari 1995 onze spullen beneden lieten staan, maar het had evengoed helemaal mis kunnen gaan.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten