dinsdag 26 januari 2016

Anna

Vandaag, honderdvijfentwintig jaar geleden, werd Anna Roozendaal geboren. Toen, in 1881, was het vrijdag. Ik kende haar als opoe Bakker, de moeder van mijn moeder. Mijn herinneringen aan haar bestaan slechts uit vage beelden en indrukken: een oude vrouw, grijs, somber gekleed, indrukwekkend en een beetje autoritair, veel strenger in ieder geval dan die andere opoe.
Joggend langs de Waalbandijk, waar enkele Rode Geuzen geplaagd worden door Asmo, de jonge herdershond die een paar maanden geleden een aantal schapen de schrik op het lijf joeg (zie: Balanceert’), voel ik opnieuw spijt over gemiste kansen waarop ik met mijn moeder had kunnen praten. Tijdens mijn kinderjaren was ik veel te veel bezig met zo snel mogelijk ‘groot’ worden, en later hield ik me voornamelijk bezig met mijn werk en gezin. In die jaren was geen plaats voor opoe Bakker, speelde het verleden geen enkele rol. En nadat Moe veel te vroeg overleed was het voor mij te laat om vragen te stellen.
Dat opoe in Enkhuizen werd geboren weet ik van haar bidprentje: ‘In Memoriam’ staat onder haar portretje, en op de achterkant Moederlijke bezorgdheid voor het geluk van haar kinderen tekende het leven van deze stille, ernstige en gelovige vrouw. Het was juist deze zorg, die haar nog gehecht deed zijn aan het leven, zolang zij kon menen dat haar taak als moeder nog niet volbracht was. Toen ze eenmaal wist dat God haar opriep voor de eeuwige rust, gaf zij zich geheel over, in het vertrouwen dat haar leven en sterven vruchtbaar zou zijn voor de kinderen. Met haar echtgenoot verenigd bij God zal zij in het zicht van Gods Glorie de moeder blijven in de Hemel.’
Gisteren ontdekte ik via internet dat, iets meer dan honderdvijfentwintig jaar geleden, op 19 november 1880, in Enkhuizen een vereniging werd opgericht ter bevordering van de tuinbouw en plantkunde. Een van de twaalf heren oprichters was een zekere C. Roozendaal. Kijk, dat zou zomaar de vader van Anna hebben kunnen zijn! Anna trouwde met de twee jaar oudere Remmert Bakker (die tuinder was!), de opa die ik nooit heb leren kennen omdat hij een paar jaar voor mijn geboorte overleed. Simon, ome Sieme, de oom waaraan ik mijn roepnaam dank, was hun eerste kind. Hij werd tijdens de vroege lentedagen van 1905 geboren en nam het tuinbouwbedrijf in Obdam van zijn vader over (mijn moeder (1914) was hun zesde kind en na haar kwam er nog een meisje.)
Jammer dat ik niet weet waar, wanneer en hoe Anna en Remmert elkaar hebben ontmoet. Reizen was in die jaren geen sinecure. Lopen, paard en wagen, de trekschuit of de paardentram – de reis van Enkhuizen naar Hoorn duurde twee uur en kostte dertien stuivers! –, erg veel meer mogelijkheden waren in die tijd niet voor handen. Daar kwam de stoomtram bij: in 1881 verleenden de gemeenten Hoorn en Enkhuizen een vergunning aan de Werst-Friesche Tramweg Maatschappij.
Opoe Bakker overleed op dinsdag 7 juni 1955. Ik was acht jaar en herinner mij het feest van haar begrafenis. Niet alle zestien Dekkertjes waren daarbij vertegenwoordigd, denk ik – mijn oudste zus was bijna twintig jaar en mijn jongste broertje acht maanden oud – maar we waren wél met velen! Na de dienst – waarvan ik mij niets herinner –, de lekkere sneden krentenbrood en limonade uit een zinken kroes, maakten we een spannende vaartocht door de sloten van Obdam. Ik herinner mij dat een van mijn zussen, Gré meen ik, vanaf de leuning van een van de bruggetjes toch nog een plaatsje in de boot wist te veroveren!
De Rode Geuzen trekken zich van Asmo niets aan, hoe hij ook zijn best doet, zij grazen kalm door en, als om haar minachting voor het opgewonden huisdier tot uiting te brengen, tilt een van hen haar staart op en …! Zou Anna hier ook om hebben gelachen?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten