dinsdag 6 oktober 2015

Beeldhouwen

De eerste paar honderd meter lijkt het er op dat alle pijntjes, die zich onder in mijn rug verzamelen, zich samenspannen om mij duidelijk te maken dat dit rondje hardlopen van korte duur zal zijn. Even ga ik er in mee, lijkt het, maar dan vind ik het juiste antwoord: flauwekul, gewoon door rennen! De bestuurder van een trekker op vervaarlijk manshoge wielen, die een volle lading maïspulp bij de Handelsonderneming aan het einde van de Hommelstraat afleverde, ziet mijn strijd en terwijl hij ruimte maakt steekt hij zijn knuist omhoog.
Het mistige rivierenlandschap, neergedrukt onder loodgrijze wolken, biedt ruimte voor meditatie. Als vanzelf is daar het beeld van Jaap. Afgelopen zaterdag namen we afscheid van hem. Bij het betreden van de ruimte waar de zevenennegentigjarige monnik lag opgebaard voelde ik mij aangemoedigd tot het maken van een foto. Ik deed het niet. In plaats daarvan staat hij op mijn netvlies. Zijn leptosoom, grijsbruin gelaat lijkt als uit hardhout gesneden, scherp geheven neus, afgevlakte oogleden, ingevallen wangen en smalle lippen waartussen een paar tanden oplichten in het zachte licht. De zwarte kap van zijn Benedictijner pij, dat het grootste deel van zijn hoofd als in een hoodie verbergt, versterkt de indruk dat hij klaar is voor een optreden in een Eftelingattractie. Sorry Jaap, ik bedoel dit zeker niet beledigend.
Langzaam kwam ‘onze Jaap’ uit dit strakke dodenmasker tevoorschijn. In stilte namen we afscheid van hem voordat we de dienst bijwoonden.
Onderwijl ik over de Waalbandijk ren vloeit over het beeld van Jaap, dat van Peter May. Wij ontmoetten hem op een mooie donderdag in juni. Onze wandeling, die door Kalteneggoldsfeld voert (Frankische Schweiz), is op een punt aangekomen waar we aarzelen hoe die te vervolgen. Op een buitenplaatsje bewerken twee mannen een stuk steen met een drilboor. In het voorbijgaan realiseer ik mij dat het geen gewone steen is. Dan vallen de woorden Kunst-Zen-Trum en Steenhouwer ons op. Peter May, een vriendelijke jonge zestiger, het stoppelige gelaat met steenstof bepoederd, nodigt ons uit rond te kijken in zijn atelier. Graag, natuurlijk!
May heeft een groot deel van zijn leven in Tibet doorgebracht. Daar kijken wij niet van op gezien de indruk die hij op ons maakt en de gebedsvlaggetjes die in vrolijke kleuren buiten in de wind wapperen. Peter maakt mooie beelden, meest in hardsteen. In zijn werkplaats staan diverse voorbeelden. Enkelen zijn af en wachten op vervoer naar hun koper, maar de meesten verkeren in een bepaalde staat van wording. Zoals de roos. De steenhouwer in Peter zag deze sculptuur in een blok Carrara marmer toen hij een bezoek bracht aan een Italiaanse groeve. Wat dan rest is de tere roos uit dat keiharde kalksteen halen. Hij zegt het zonder trots of snoeverij; zo is het gewoon: je ziet een roos in een steen, dan ga je aan de slag!
We hebben Jaap nog niet over onze vakantie kunnen vertellen. Wat zou hij genoten hebben van ons fotoverslag, maar vooral van onze vertelling over de ontmoeting met Peter May!
Beeldhouwen behoort tot de uitdagingen die ik nog nooit ben aangegaan. Mijn snijwerk in gasbeton tel ik niet mee. Terwijl Peter over zijn werk vertelt denk ik daaraan. Geïnspireerd door een avondje voor de brandende haard bij vrienden, zag ik er een vlam in die aan een stuk hout ontspruit, in dat gasbeton bedoel ik. Met een aardappelmesje en een opgerold stuk grof schuurpapier, probeerde ik het er uit te halen, maar al wat ik vond, geen vlam!
Het is duidelijk waarom Peter May in beeld komt terwijl ik met Jaap vertoef. Peter zou de ascetische kop van Jaap uit een mooi stuk hardhout kunnen bevrijden!



1 opmerking: