vrijdag 9 oktober 2015

Stootkussen

Hier, op de hoek Van Heemstraweg Hommelstraat, stond een kapitale woning met een lage bovenverdieping, zoals er zoveel stonden en nog staan in het Land van Maas en Waal. Ik ontdekte dit huis toen ik googelde op ‘Hommelstraat’. Daarover vertelde ik Wim, mijn oude Zonnebloemvriend die binnenkort zesennegentig hoopt te worden. Voor hem was dit ook nieuws. Hij woont al wel langer in deze contreien dan ik, maar is eveneens niet van hier.
"O, ik weet nog zo weinig!," verzucht Wim.
We praten een poosje door over zijn jeugd, over wat hij zich nog herinnert van de klompenmakerij.
Wat ik bijzonder vind, Wim, is dat ik mijn ouderlijk huis als het ware kan uittekenen, terwijl de indeling van andere huizen, waarin ik later woonde, mij niet meer zo helder voor ogen staat. Als voorbeeld laat ik Wim zien hoe je bij ons in Wadway binnen kwam. De vloer van de ruime hal, die vroeger als keuken in gebruik was, bestond uit tegels die rechtstreeks in het zand lagen - plavuizen, merkt Wim tussendoor op, dat noemden wij plavuizen! 
Plavuizen, inderdaad Wim. Blauwgrijze plavuizen. Ze kleurden donkerder op als er regen op komst was! Direct naast de voordeur was een raam, die als het ware verstopt was achter de trap naar de zolder, zij het dat die trap open was, zodat zicht en licht daar vrij doorheen konden. Zo was het voordat een volgende rigoureuze verbouwing plaatsvond.
Het was een steile, vaste trap die naar het zolderluik voerde. Ons kinderen werd geleerd om op dezelfde manier naar beneden te gaan als dat je naar boven klom. Rugwaarts, zodat je je kon vasthouden, eerst aan de omlijsting van het luik en vervolgens aan de trap zelf. We moesten nogal eens midden in de nacht of vroeg in de morgen naar beneden, we hadden boven geen sanitair en plassen in een overvolle pispot is niet aantrekkelijk! Altijd achterstevoren de trap af dus. Veiligheid voorop, al moest je oppassen dat niet het luik door een van je broers of zussen werd dichtgeworpen net als jouw handen nog om de omlijsting daarvan klemden, maar dat terzijde.
Natuurlijk waren de treden van die trap te smal om op een normale manier naar beneden te lopen. Maar een opgroeiende knaap veronachtzaamde die les al gauw; ik ging liefst de trap af alsof die gemakkelijk begaanbaar was. Dat brak mij soms op, meermaals moest ik me met een sprong in veiligheid brengen.
Terwijl Wim op zoek gaat naar koekjes, vertoef ik nog even bij dit beeld: een zonovergoten hal - de gang noemden wij die, geloof ik - waarin ik, na een sprong van halverwege de steile trap, met blote voeten op de natuurstenen plavuizen land. Door de lengte en de snelheid van die sprong rol ik door en beland in de jassen aan de kapstok, die zo een prima stootkussen vormen…
Inmiddels ren ik langs het maïsveld van Thé. Die zou ik kunnen bellen, hij weet vast wel van dat huis. Op de terugweg, het boerderijtje van Marie is al in zicht, realiseer ik mij dat zij een betere informatiebron is.
Ik krijg gelijk!
Aan de keukentafel weet Marie direct waar ik op doel: “Het huis van Wimke van Thiel bedoelt u! Dat is uitgebrand!”
Natuurlijk wil ik weten wanneer. Marie tuurt naar een familiefoto aan de wand. Zij prevelt iets als: Roosje was nog een kleuter, zij is nu zevenenvijftig…
Ik ren voldaan op huis aan en denk aan de mensen die oorlog en extremisme ontvluchtten. Als zij over enkele jaren, tientallen wellicht, hun thuis zoeken vinden zij misschien nog enkele bekenden die de ellende daar hebben overleefd. Velen zullen hun ouderlijk huis niet meer vinden, noch de precieze plek waar het stond. Tegen die tijd moeten zij zich met hun herinneringen behelpen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten