dinsdag 23 december 2014

Bitter

Carcinologie, zomaar een woord uit de Dikke Van Dale waarvan ik de betekenis niet kende. Er zijn, natuurlijk, heel veel woorden in De Dikke waarvan de zin mij onbekend is. De betekenis van de glinsterende karafjes daarentegen, een op iedere vensterbank langs de splinternieuwe huiskamerramen van het hagelnieuwe ‘Roelofshuis’, dat aan het einde van de Hommelstraat staat, spreken voor zich: de aanstaande bewoners laten er geen gras over groeien; zij trekken er in, in de tijd dat de kwasten en verfrollers van de huisschilder waarschijnlijk nog nat zijn. Terwijl ik er langs jog vraag ik mij af hoe kort het geleden is dat de firma Van Vulpen met de sloop van de oude woning startte (zie Sloop.)
         Op aanraden van de schrijver van de vijfentwintigste editie van het Groot Dictee der Nederlandse Taal, Bart Chabot, sloeg ik ruim een week geleden een van de boeken van Van Dale, op een willekeurige plaats, open en priemde mijn wijsvinger halverwege in een van de vier kolommen. Aanvankelijk nog gedeeltelijk verborgen onder mijn vinger, direct voorafgaand aan carcinoom, las ik de betekenis van het woord ‘carcinologie’: ‘(de (v.)) leer, studie van de krabben en kreeften’.
         Onze taal zit maar vreemd in elkaar, vind ik. Tussen een kwaadaardig kankergezwel (carcinoom) en de mate waarin een stof kankerverwekkend is (carcinogeniteit) in, wordt in de woordenlijst de aanduiding van het beroep van de carcinoloog weergegeven, van de man of vrouw die krabben en kreeften bestudeert. Het bevreemde mij sowieso dat er betreffende krabben en kreeften een aparte studierichting bestaat, daarom zocht ik het op en ontdekte dat er zesentachtighonderd soorten krabben beschreven zijn. Alleen al deze enorme aantallen rechtvaardigen een studiespecialisatie.
         Rennend over de Waalbandijk – hoeveel krabben en kreeften zullen een bestaan vinden in het stukje Waal dat ik nu passeer? – bedenk ik dat Bart Chabot gelijk heeft. Af en toe een woordenboek openslaan om een willekeurig woord te bekijken, kan helpen. Zowel om de schrijfwijze te leren als de betekenis. Er is overigens een tijd geweest waarin we in ons gezin regelmatig een spel speelden dat lijkt op de tip van Bart. Daarvoor gebruikten we het ‘Prisma-woordenboek Nederlands’ dat in 1964 werd uitgegeven door Uitgeverij Het Spectrum.
         Ergens in de jaren tachtig vermaakten we ons vele uren met dat dunne boekje (325 pagina’s voor alle Nederlandse woorden, waar Van Dale er 4.464 nodig heeft) als het buiten te koud of nat was om er op uit te gaan. De spelregels, voor zover ik mij die nog herinner, zijn simpel: om de beurt zoek je een woord op (bijvoorbeeld in een Prismawoordenboek) waarvan je vermoedt dat de andere spelers de betekenis niet kennen. Vervolgens bedenk en schrijf je drie betekenissen op waaronder de juiste. De anderen kiezen vervolgens het goede antwoord op jouw meerkeuzevraag: betekent …: a. …, b. …, of c. …? Diegene die het juiste antwoord geeft krijgt een punt en mag de volgende vraag stellen (als meerdere spelers het goede antwoord geven, gaat de beurt naar de eerstvolgende volgens de wijzers van de klok). Komt niemand met het goede antwoord dan krijgt de vrager alle punten (een per speler) en stelt een nieuwe meerkeuzevraag.
         Misschien ga je dit spel spelen, de komende kerstdagen; het zal je nog verrassen hoeveel onbekende woorden er tevoorschijn komen!
         O ja, nog een aanvullende spelregel: je slaat het woordenboek op een willekeurige pagina open. Vind je in de twee pagina’s die voorliggen geen woord dat jou geschikt lijkt, mag je nog één keer openslaan. Op die twee verse pagina’s kies je een woord, of je slaat je beurt over.
         Nu ik weer aan dat spel terugdenk vraag ik mij af: had het een leereffect? Misschien wel. Wat ik over krabben leerde is dat het vlees dat je uit de tien poten peutert, heerlijk is, maar datgene onder het dekschild vind ik persoonlijk te bitter.
        

         

Geen opmerkingen:

Een reactie posten