woensdag 14 maart 2012

Stankverspreiding

dinsdag 13 maart 2012  Op de Hommelstraat, ik loop op de hoogte van de fruittuin van de Weeropper, valt mij een enorme trekkercombinatie op. Een deel ervan steekt hoog boven de begroeiing uit. Ik ben nog maar zo’n honderd meter gevorderd als een vettige geur mij duidelijk maakt dat er bemest wordt. Op het weilandje waarop gewoonlijk een kleine kudde schapen loopt, achter de akker van Theo, wordt drijfmest opgebracht. Een kolossale tractor trekt een tank waaraan een overmaatse douchekop verbonden is. Bij de inrit aan de weg heeft de landbouwer zijn voorraad, opgeborgen in een transportabele silo van huiskamerformaat waaruit hij zijn bemestingstank steeds kan volzuigen. Ik vraag mij af waar het de veehouder om te doen is: lozen van afval of meststof ter bevordering van veel gras en hooi? De injectiedouchekop snijdt tegelijkertijd misschien wel veertig haarscherpe gleuven in de graszode zodat de boer goed kan zien waar zijn akker reeds verzadigd is. Muizen, mollen, wormen, kevers, spinnen, pissebedden, torren en welk leven meer in en onder zijn graspollen krioelt, allen krijgen ongevraagd een stortbad, maar worden daardoor, voor zover zij deze ruwe behandeling overleven, vast niet verfrist!
Hoe anders ging dat in mijn jeugd. Van drijfmest hadden we nog niet gehoord: plassen deed het vee vrijelijk op stal, het stroomde in de meest nabije sloot. Meermaals per dag werd de groep, de poepgoot, leeggeschept. De verse stront naar de mestvaalt gekruid, om er in te dikken tot stevige mest. In het voorjaar werd het met een beetje hulp van het paard, naar het land gebracht, in hoopjes verdeeld en later met de riek verspreidt. Ik kan mij niet herinneren of deze acties voor extra stankoverlast zorgden. Onze dorpen geurden immers voortdurend naar dierlijke uitwerpselen. Pas later, toen dunne mest ontdaan van stro en hooiresten, in gierkelders moest worden bewaard kwamen giertanks ons dorpsbeeld binnen denderen. Het in rijkelijke bogen besproeien van weilanden en akkers zette ons dagenlang in een scherpe ammoniakstank.
Nu ik hier, weliswaar onder een grauwe hemel maar vrij van vieze luchten, over de Dijk ren, zie ik weer onze arme vriendin: Toos, laat ik haar zo maar noemen, wordt op haar fiets, nog vers gekapt en schoon getooid, argeloos voorbijgereden door een boer die zijn giertank iets te vroeg ontgrendeld. Zij kan zich als geen ander levendig voorstellen hoe insecten en kleine zoogdieren zich voelen na het passeren van de monsterlijke bemestingsmachine.
Op mijn weg terug herinnert niets dan een flauwe mestgeur aan de bedrijvigheid op dat kleine stukje weidegrond. Inmiddels is vlakbij de Dwarshommelstraat een enorme trekker met aanhanger gearriveerd. Ik kan niet zien welke goederen afgeleverd gaan worden, maar kan al wel de chauffeur observeren: hij kijkt zorgvuldig om zich heen, ritst rustig zijn gulp open en besproeit vrijelijk een van de dikke banden. Blijkbaar ben ik lucht voor hem. Het voelt voor mij alsof hij over zijn eigen schoenen pist! Ja, er komt een originele opmerking in mij op. En nee, ik spreek die niet uit, maar geef de chauffeur een koekje van eigen deeg: bij het passeren doe ik alsof hij en zijn plas daar niet zijn.
Nog zo’n stankverspreider: in de Gelderlander van deze morgen staat stiekem een berichtje. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten stellen voor dat wettelijk moet vastgelegd dat de salarissen van werknemers van sociale werkplaatsen niet boven het minimumloon mogen uitkomen. Ik vraag mij af wie van de heren als eerste dit sublieme idee opperde, waarmee zij de economie uit het slop gaan trekken. Zal het die bestuurder zijn gelukt daarbij niet knalrood aan te lopen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten