vrijdag 15 maart 2019

Smelten

Rennend over een klein stukje Waalbandijk, mijn hardloopactieradius is nog beperkt tot vier á vijf kilometer, herinner ik me een ander hardlooprondje uit de tijd dat Ewijk, Winssen en Deest nog binnen mijn bereik lagen. Die keer fantaseerde ik, naar aanleiding van het gevaar van piping – als kwelwater na verloop van tijd zand meevoert, ontstaat een kanaaltje (piping) onder de dijk (dat na verloop van tijd wijder wordt en het dijklichaam ineen kan doen storten) –, over een manier waarop we onze rivierdijken anders zouden kunnen bouwen. Anders en beter. Voor mijn geestesoog zag ik langs de bestaande dijk een nieuwe ‘dijk’ bestaande uit twee rijen platen die zo diep in de onderliggende zandplaat waren gedrukt dat kwellen niet kon optreden. Zelfs mollen en andere graafbeesten worden door deze constructie tegengehouden. Tussen de platen, bestaande uit een nog niet uitgevonden verbinding van koolstof en ijzer (dus uiterst flexibel en sterk), stroomt een smal kanaal dat wordt gebruikt voor het vervoer van pakketjes (in capsules) en voor de opwekking van energie ten behoeve van verlichting en stroomvoorziening voor de diverse tussenstations van het nieuwe capsulevervoer (ongeschikt voor personenvervoer vanwege het bochtige parcours). Omdat het talud binnendijks vervalt blijven de uiterwaarden volledig gespaard.
Afgelopen extreem droge zomer leerde ons dat rivierdijken op meerdere manieren kunnen falen, namelijk uitdrogen en verweken. Vooral verweking treedt op bij (langdurige) hoogwaterstanden. En dát onze rivieren vaker en meer water te verwerken krijgen is buiten kijf, zelfs als we erin slagen onze CO2 uitstoot te verminderen. Zo meldde de Gelderlander gisteren, bij aanvang van de Internationale Dag voor de Rivier, dat de Maasdijk onder meer tot een meter opgehoogd moet worden om onze voeten tot 2050 droog te kunnen houden. Ophogen, steeds weer ophogen, lijkt voorlopig het enige dat we kunnen doen.
Het benutten van water als bouwmateriaal en het opwekken van energie, vormden toenmaals de hoofdingrediënten van mijn denkbeeld – vooral de gedachte dat water ons kan beschermen tegen water, vond ik bijzonder grappig, hoewel ik mijn fantasie te gek voor woorden vond en van iedere realiteit gespeend. Nu, onderwijl de motregen, geholpen door de wind, de klep van mijn pet omzeild, met natte brillenglazen tot gevolg, denk ik positiever over mijn gefantaseerde beelden. Waarschijnlijk doordat Stephen Hawkin mij, via De antwoorden op de grote vragen, kennis liet maken met een gedachtebeeld van de toen zestienjarige Albert Einstein, waarin hij zichzelf, Albert bedoel ik, op een lichtstraal zag reizen. Dus durf ik verder te dromen: om het hoge rivierwater te weren zie ik nu, in plaats van de Waalbandijk, een aan de basis uitlubberende slang, die gemaakt is van een zelfherstellend siliconenachtig materiaal, gevuld met water. Het vormt een flexibel systeem dat zichzelf aanpast aan het hoogwaterpeil door middel van zelfdenkende ventielen die rivierwater in- en uit laten. De buitendijkse zijde van deze slangdijk is bespoten met zonnecellen die de benodigde energie collecteren. Waanzin? Dat is reizen op een lichtstraal toch ook? Daarover zei Hawkin: ‘Dat beeld leidde uiteindelijk tot zijn speciale relativiteitstheorie.’
Hoe dan ook, we hebben serieuze problemen. Nu al smelten permafrost, ijskappen en gletsjers. Zelfs de tienjarige Mex, kleindochter van een van mijn zussen, maakt zich zorgen (was zij iets ouder geweest, zou ze zich aangesloten hebben bij de klimaatmars): ‘Mam, wanneer gaan we weer skiën?’ ‘Nou, dit jaar niet.’ ‘Maar dit is misschien wel onze laatste kans. De aarde warmt heel snel op.’


Geen opmerkingen:

Een reactie posten