vrijdag 22 februari 2019

Alias Herman

Terwijl ik in een sloom tempo over de Hommelstraat ren bedenk ik dat ik uitgesproken vandaag over het geallieerde bombardement van 22 februari 1944 op de stad Nijmegen zou schrijven, het zogenaamde vergissingsbombardement waarbij bijna achthonderd burgers werden gedood. (Ik hoorde daar pas over vertellen toen ik in 1966 als negentienjarige voor het eerst bij Riky en haar ouders op bezoek kwam, waarmee ik serieus verkering had gekregen, met Riky bedoel ik. Mijn meisje was nog maar zes dagen oud toen gedurende zo’n twintig furieuze seconden honderden bommen vooral het centrum van de stad in een grote rokende puinhoop veranderde. Tweeëntwintig jaar nadien leidde Riky mij rond in de stad waarvan een groot deel, straat na straat, nog altijd bestond uit de brokkelige ruïnes van woonhuizen, winkels en ateliers. Wat de Nijmegenaren destijds is overkomen is vergelijkbaar met hetgeen het hart van Rotterdam overkwam. Daarover hoorde ik in de lagere schoolbankjes gezeten uitgebreid vertellen terwijl over ‘Nijmegen’ ijzingwekkend werd gezwegen. Misschien omdat voor dit bombardement geen vijandige maar vriendelijke soldaten verantwoordelijk waren.) Natuurlijk zou ik op de dag dat het vijfenzeventig jaar geleden is, dat Nijmegen een ramp overkwam, daarover geschreven hebben. Maar deze weken speelde ook de geheimzinnige verdwijning van Herman de hooglandstier. 
H
Herman, foto Wim Piels

In 43 van de 620 hardloop-verhaaltjes die ik sinds mei 2011 schreef, vertelde ik iets over mijn ‘vriend’ Herman. Vandaag doe ik dat voor de vierenveertigste en laatste keer. Ik schreef voor het eerst in maart 2013 over deze bijzondere stier. Al die jaren rende of wandelde ik ongeveer twee keer per week langs het veld waarin hij stond te grazen, lag te herkauwen of suffig dutte. De laatste maanden zelfs bijna dagelijks. Er kwam een moment dat ik kennis maakte met Hermans eigenaar. Daarover schreef ik in ‘Maagd’: ‘… we zagen de eigenaar van Herman, de zwarte Schotse hooglanderstier, die door deze hobbyboer Bo is genoemd – ik vermoed omdat het ras in het Schots-Gaelisch bò ghàidhealach wordt genoemd. Dat was een mooie gelegenheid om iets meer over Herman te weten te komen. Dus knoopten we een praatje aan terwijl de kolossale stier geborsteld werd. Zo hoorden we dat Herman acht jaar oud is – 26 maart 2009 heb ik bij thuiskomst genoteerd als zijn geboortedag. Tussen neus en lippen liet de man ons nog weten dat hij, hij doelde op Bo, nog nooit met koeien heeft verkeerd. Herman is derhalve maagd!’ En nog maar onlangs ontdekte ik dat meer Beuningenaren geïnteresseerd zijn in dit dier. Een opa met zijn kleinzoon bewonderde de stier. Op mijn vraag vertelde opa dat zijn kleinzoon hem geregeld nadrukkelijk vraagt ‘… asjeblieft opa, please!’, om met hem dit dier te bezoeken. En er zijn anderen, waaronder de bekende Beuningse fotograaf Wim Piels – de foto die dit verhaal illustreert is van zijn hand –, die Bo, alias Herman, enorm waarderen. Dus is Herman feitelijk een toeristische trekpleister voor ons dorp (wie kan bogen op het bezit van een stier die zelfs kan twerken? (Zie ‘Herman’). 
Ik schrijf ís een toeristische trekpleister, maar moet helaas zeggen wás een toeristische trekpleister. Vorige week vroeg ik mij in ‘Raadsel’ af of ik er niet goed aan zou doen om via flyers een oproep ten gunste van Herman te doen. Misschien is het deze actie geweest die Wim Piels heeft gemotiveerd om mij via Messenger te vertellen over zijn contact met de dochter van Hermans eigenaar. Zij informeerde Wim over het plotselinge overlijden van haar vader. Dat heeft haar ertoe gedwongen Herman te verkopen. 
Deze dagen, ongeveer een maand voor de tiende verjaardag van Herman, troffen we zijn onderkomen in een zo mogelijk nog deplorabeler staat vanwege de sloop die reeds is aangevangen. Gelukkig waren wij al op de hoogte van de jongste ontwikkelingen. Er is immers een gerede kans dat Herman niet aan een slager werd verkocht!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten