vrijdag 7 december 2018

Vlinders

Gewapend met een petje en een ingevouwen regenscherm wandel ik mijn bijna dagelijkse vijf kilometer. Alleen. Ik en mijn petje en een paraplu zogezegd, een oranjerood exemplaar zodat ik goed opval. Het ding blijft in opgevouwen toestand. Ook tijdens die momenten dat de regen serieuze vormen aanneemt. Dat is vanwege de stevige wind. Maar gelukkig beschik ik over een alternatief: mijn petje. Klein weliswaar in vergelijking met het regenscherm maar evengoed houdt het mijn brillenglazen droog.
De asgrauwe wolkenvelden maken mijn wereld kleiner terwijl de klep van mijn pet dat effect nog versterkt. Zij laten voldoende ruimte voor zelfbespiegeling. Nou ja, ik geef toe dat dit een te groot woord is voor de kleine gedachten en herinneringen waarmee ik stoei. Het is de lagere jongensschool waarin ik de afgelopen dagen al een aantal malen vaker verbleef. Meer in het bijzonder probeer ik het klaslokaal van meester Pannemans of meester Dam tevoorschijn te toveren. We zaten er twee aan twee in schoolbankjes die toen nog voorzien waren van een pennensleuf en een inktpotje. Terwijl de meester bijvoorbeeld probeerde uit te leggen uit welke onderdelen breuken werden opgebouwd, waarbij hij op het schoolbord driftig cijfers en strepen kalkte en derhalve met zijn rug naar ons toe stond, kon ik de buitenwereld waarnemen door de ramen waaruit de gehele linkerwand bestond. Want breuken vond ik oersaai. 
[Die buitenwereld bestond bijna helemaal uit een lege speelplaats die door een laag hek was afgescheiden van de tuin van de hoofdonderwijzer, zodat er slechts enig leven ontstond als de vrouw van meester Dam een mand gevuld met schoon wasgoed naar buiten droeg, of in de achterdeur verscheen, gewapend met een schoffel of hark. En verder weg, aan de overkant van de straat, rond een oude boerderij die op een terp stond, ontstond geregeld enig vermaak door kippen die via een meterslange klauterplank het kippenhok verlieten of betraden. Zie ook Kippentrap.] 
In een van de twee klaslokalen hing een vlindertentoonstelling. Een ondiepe vitrine. Een houten omlijsting voorzien van glas waarachter tientallen vlinders waren opgeprikt. Ik had nogal te doen met deze beestjes die voor geen ander doel dan lering en vermaak een speld door hun lijf gestoken kregen. Tegelijkertijd bewonderde ik de diertjes om hun vele vormen en kleuren. Ik herinner me nog goed dat ik ze, trots als was ik de verzamelaar, aan Lida liet zien (mijn oudere zus poetste op zaterdagen de klaslokalen, gang en toiletten, een klus waar ik haar geregeld mee mocht helpen.) In die jaren nam ik zonder meer aan dat meester Dam of meester Pannemans de vlinders hoogstpersoonlijk had verzameld, hoewel ik me hen maar moeilijk in die hoedanigheid voor kon stellen: gekleed in sportieve broek en jas, lange laarzen vanwege woeste graslanden, en voorzien van een vlindernet waarmee de meester op fladderende vlinders joeg. 
Onderwijs is een aanhoudende zorg, een mooi artikel in het nieuwste jaarwerk van Stichting Historisch Spanbroek-Opmeer, waarin P.J. Koenis de waarheid achter de vlinderverzameling ontsluiert. Tenminste, dat vermoed ik. Koenis laat ons zien hoe het Katholieke Onderwijs in Spanbroek uit de startblokken kon komen. Grote stimulator was pastoor Stekelenburg. Er moesten vele barrières worden geslecht maar uiteindelijk kon in 1926 de bijzondere jongens en meisjesschool worden geopend. Belangrijkste voorwaarde was de komst van een zustercongregatie: ‘Pastoor had de Eerwaarde Zusters Ursulinen bereid gevonden om in ruil voor zijn prachtige vlindercollectie naar Spanbroek te komen’ (In hetzelfde artikel meldt de schrijver dat de ‘wel zeer oude boerderij’ op de terp had toebehoord aan ene Vok Wester.) 
Ik vind het zo jammer dat ik toenmaals niet geweten heb wie de verzamelaar van de vlinders was. Dan had ik, tijdens saaie lessen, met een blik op de vlindervitrine, een pastoor met wapperende rokken door de hei zien darren. Onhandig, een hand om zijn bonnet in evenwicht te houden, het ander driftig met het vlindernet zwaaiend.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten