vrijdag 14 december 2018

Floortje

Naast zijn wrakkige onderkomen staat Herman, met zijn rug naar mij toe. Of hij dat met reden doet weet ik niet. Ik stel mij voor dat hij mij uit zijn ooghoeken heeft zien naderen; dat hij gedacht heeft ‘daar heb je hem (die ouwe zeur) ook weer’. Misschien. In ieder geval staat hij daar werk- en roerloos van mij afgewend, alsof hij, als een klein kind dat zijn oogjes met zijn handjes bedekt, gelooft dat hij op die manier niet gezien wordt. Hoe dan ook, niemand vindt het fijn genegeerd te worden. Daarop vorm ik geen uitzondering, zodat ik mijn stem nog maar net kan beheersen voordat ik ‘kiekeboe’ had geroepen, of ‘ik zie je wel!’ Maar ik ga toch echt niet tegen een kont praten. Ook zeg ik niets over mijn afspraakje met Floortje tegen zijn onverschillige achterkant.
Het kan natuurlijk ook zijn dat Herman geïnteresseerd is in de werkzaamheden die op het terrein van de familie Engelen worden uitgevoerd, hoewel hij daar tot op vandaag nooit iets van heeft laten blijken terwijl men er al maanden bezig is. Al gedurende vele weken voelde ik de aandrang om het tweehonderd meter lange pad, dat tegenwoordig met stalen rijplaten is belegd, af te lopen dat naar het bejaarde dijkhuis De Trompet voert, teneinde bij een van de arbeiders naar de aard van hun werkzaamheden te informeren. Ik heb dat enigszins dwingende gevoel echter nooit in daden omgezet zodat ik onwetend blijf. Het heeft met de gastransportleiding te maken, zoveel is wel duidelijk. Ik heb mijn oude Zonnebloemvriend Wim, hij werkte vanaf zijn pensioengerechtigde leeftijd gedurende vijfentwintig jaar bij het fruitbedrijf van Engelen, afgelopen woensdag opnieuw (ik deed dat misschien al wel tien keer eerder) over het intensieve graafwerk en over de ontwatering verteld – nog een gelukje dat de fruitbomen die Wim nota bene eigenhandig heeft helpen poten en aansluitend jarenlang verzorgd, twee jaar geleden zijn gerooid anders zouden ze nu door ernstige verdroging in moeilijkheden zijn gekomen. Inmiddels is Wim negenennegentig jaar oud. Op mijn vraag of hij wist wat het doel van de werkzaamheden is luidde zijn antwoord ‘Ik weet het niet meer!’ Dat impliceert dat Wim het wel geweten heeft. Maar aangezien hij tegenwoordig iedere vraag met ‘ik weet het niet meer!’ beantwoordt, is het vrijwel zeker dat hij daar nooit kennis over heeft gehad, ondanks dat ik hem er meer dan tien keer over vertelde – overigens beantwoordt hij ook met enige regelmaat tientallen ongestelde vragen met ‘ik weet het niet meer!’ en slaat daarbij in machteloze frustratie een gebalde vuist op tafel of op zijn bovenbeen. Afgelopen woensdag beantwoordde hij één van mijn sporadische vragen, vragen die ik tegenwoordig zo weinig mogelijk op hem af vuur, met een heldere ontkenning. Het ging er om of hij nog een kopje koffie wilde. ‘Nee’, zei Wim, en schudde ontkennend met zijn hoofd. Bijzonder, want hij was altijd wel in voor een tweede of derde kopje koffie. 
Ook al zou Herman zich niet afgewend houden, hij zou mij geen bijzonderheden over het werk noch over de vorderingen daarvan kunnen vertellen. Van een beetje stier mag je zulke inspanningen ook niet verwachten en al helemaal niet van een Schotse Hooglander. Dus hervat ik mijn wandeling en vertel Herman niet dat ik vanmorgen met Floortje, mijn fysiotherapeute, afspraken heb gemaakt over een setje oefeningen die ik gedurende acht weken driemaal per dag ga uitvoeren en over de acht therapiesessies in de oefenzaal. Vanaf begin januari ga ik wekelijks aan het werk op de roeibank, de fiets en het cross-apparaat. Dat alles om mijn schouder en armspieren losser te maken en sterker nadat ze een flinke opdonder hebben gehad van de reuma en de pillen. Vlak voor de Waalbandijk laat een Kleine Bonte Specht horen dat hij enige lekkere hapjes verwacht te vinden. Het klinkt hoe dan ook bemoedigend.


1 opmerking: