dinsdag 4 oktober 2016

Zwever

Anderhalf uur later dan gewoonlijk schiet ik in mijn hardloopschoenen. Ze voelen opvallend vochtig aan. Vreemd! Even denk ik dat de waterleiding lekt, maar de betonnen vloer van de meterkast, waarin ik ze gewoonlijk na gebruik opberg, balancerend op hun neuzen, is droog. En wij hebben geen huisdier dat een poot optilt om stiekem tegen mijn schoenen te plassen, sterker nog, we hebben helemaal geen huisdieren, afgezien van spinnen, pissebedden, zilvervisjes, ovenvisjes, fruitvliegjes (die ik niet sympathiek vind omdat ze eitjes in zacht fruit leggen, dat, als de eitjes zich te lang kunnen ontwikkelen, een galachtig bijsmaakje krijgt), bedwantsen en vliegen.
Kortom, het is Werelddierendag!
Mijn gedachten zwerven ver van het wereldje rond de Waalbandijk waarover ik rustig en in de automatische stand, ren. Dan word ik opgeschrikt door een paniekerige fazantenhaan. Bangelijk schreeuwend springt hij op uit de uiterwaard rechts van mij, steekt de dijk vlak voor mij over, fladderend als een kip zonder kop en met snorrende staartveren, en landt in het schapenweitje voor De Trompet, het huis van de familie Engelen. Ik pik iets van zijn paniek op. Het heeft te maken met mijn in het oog springende hardloopshirt waardoor ik onmiddellijk de behoefte voel om hem gerust te stellen, hoewel ik zijn reactie nogal overdreven vind. Daar is hij wel voor in, voor mijn troost bedoel ik, zodat we vrienden worden, imaginair wel te verstaan. Fazant, die meent dat hij nu en altijd met de deur in huis kan vallen, hangt een verhaal op waarin ik elementen herken, zoals een paard, veren, potsierlijke mutsen en bewuste overschotten. ‘Wacht even, Fazant, ik kan je niet volgen. Bovendien staat mijn hoofd nu niet naar jouw verhaal. Ik heb ruimte aan iemand anders beloofd!’
Fazant doet alsof wat ik wil er niet toe doet. Hij schettert gewoon door, zodat mij niets anders overblijft dan zijn woordenstroom ruw te onderbreken door hem in de holt te zetten. Hé, hé, rust! Misschien vertel ik zijn verhaal nog wel, maar niet nu, niet vandaag. Zoals gezegd beloofde ik iemand anders dat, als ik op Werelddierendag zou rennen, ik over mijn ontmoeting met hem zou vertellen. En dat is vandaag.
Onze ontmoeting stamt van vorige week woensdag. Ik zag hem en moest lachen omdat ik aan een pyjama dacht, en in tweede instantie aan het schort van opoe Dekker. Dat was vervelend voor hem misschien, maar ik kon er niets aan doen. Hij zag er gewoon heel grappig uit met zijn pyjama-look. Natuurlijk heb ik hem nauwkeurig bekeken – en hij mij, denk ik – voordat ik naar binnen ging, naar mijn werkkamer om mijn fotocamera te halen. Weer op weg naar beneden stelde ik het toestel alvast in waardoor ik bijna de op een na onderste traptree miste. Niet slim, ik weet het, ik zei het op dat moment ook tegen mezelf: Dom! Als je gezond oud wilt worden moet je op een trap één ding tegelijk doen en je daarop concentreren.
Hij zat op een zacht, goudgeelgekleurd bed van helm- en meeldraden die het hart van een Zuid-Afrikaanse margriet vormde, ijverig zijn monddelen en donker-bruinrode, bolle facetogen te wassen. Zijn vleugels glansden glasachtig op in het late namiddaglicht, evenals de opvallende gele vlekken op zijn onderlijf en de gele lengtestrepen op zijn borststuk. Ik zag direct dat ik met een zweefvlieg te maken had, een zwever die eruitzag als een pyjamamannetje, of als een fop-wesp. Na de opnamen kreeg ik via internet veel aanvullende informatie. Zwever bleek geen pyjamazweefvlieg
maar een Helophilus pendulus, een gewone pendelzweefvlieg dus…
Pendelen? Dan moet hij niet in die Afrikaan blijven zitten want nog even, dan sluit de bloem haar blaadjes en kan hij niet pendelen. Ik haastte mij hem te waarschuwen, maar had niet bang hoeven zijn, want zijn wetenschappelijke naam betekent volgens Wikipedia ‘bungelende-van-zon-houder’.
Waarom mijn schoenen zo vochtig aanvoelden heb ik echter niet ontdekt.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten