vrijdag 3 juni 2016

Snotlof

Zo’n vrachtwagencombinatie als dat van Handelsonderneming van der Marck is indrukwekkend, vooral als je die als hardloper tegenkomt. De Hommelstraat is niet erg breed; de combinatie des te breder. Terwijl het gevaarte passeert ren ik voor de zekerheid een stukje door de berm. Op het moment dat de achterkant mij voorbij is en ik omgeven ben door warme, stinkende afvalgassen, voel ik iets onder mijn linkerschoen. Nee, ik moet het anders zeggen; mijn linkervoet glijdt een klein stukje achteruit, waarna ik vaststel dat ik ergens op of in ben getrapt. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat ik een naaktslak plette. Grootte en donkerrode kleur duiden op een grote wegslak, je kent de soort vast wel, dik, langgerekt, naakt met een achterlijf gerimpeld als de gezichtshuid van een stevige rookster die bijna de honderd is gepasseerd.
Bah! Jammer voor de slak natuurlijk, maar ik heb een hekel aan die slijmerige dieren. Nou ja, niet zo zeer aan dat dier zelf maar aan al dat slijm waarin het zich gehuld heeft. Slijm, ik heb een hekel aan slijm! Een paar weken geleden aten we gekookte witlof (zoals gewoonlijk met liefde door Riky gekookt en aangemaakt met een bindmiddel) en toen ik mijn vork vulde viel een deel van het gebonden kookvocht langdradig terug naar mijn bord. Niet fijn, zoiets! Op dat moment kwam een gevangen paling in beeld: het kronkelde aan de lijn en om zichzelf…
Als kleine visser was ik blij en opgewonden als een aantal van de sliert vrolijk gekleurde kurkkralen eindelijk trekkerig onder water verdween, ook als bleek dat het om een paling ging, maar honderd keer liever ving ik baars, voorn of witvis, die kon je tenminste gemakkelijk van de haak halen! Maar 'n kronkelende paling! Hoe krijg je het haakje uit zo’n slijmbal? Meestal legde ik mijn hengel met paling en al in het gras van de wallekant en probeerde vat te krijgen op dat glibberige lijf. Dat lukt altijd pas na meerdere pogingen en vaak kronkelde het beest zich om mijn onderarm met het gevolg dat ik vol snotterig slijm kwam te zitten. Echt heel goor!
In diezelfde tijd maakte ik kennis met de snotolf.
Peter, een schoolvriend, woonde aan de haven in Hoorn en hij hielp regelmatig in een viswinkel. De eigenaar haalde zijn vis bij een visafslag. Wij mochten een keer mee naar Den Helder. Terwijl ik langs de Waalbandijk ren herinner ik me bakken vol met de meest vreemdsoortige vis zoals zeeduivels, kreeften en zelfs kleine haaien! Een opvallend gevormde vis lag helemaal alleen in een bak. Hij had een lelijke grijnssnoet en was rondom bezet met knobbelige uitsteeksels. Toen ik hem vroeg naar dat dikke kofferachtige beest met een lengte van bijna een halve meter, meende ik dat de Hoornse visboer ‘snotlof’ zei. Die naam vond ik goed passen want voor een vis zag het er niet alleen vreemd uit, het zat bovendien onder snotterig slijm, zoals paling, naaktslakken en (gekookt en gebonden) Brussels lof. Pas later met de familie van Peter, we zaten aan tafel en aten gebakken groene haring, begreep ik dat ik de visboer verkeerd had verstaan: ik had kennis gemaakt met een snotolf. Ze werden volgens de moeder van Peter, die graag en veel vis at, niet gegeten maar hun eitjes daarentegen wél! Een snotolf leeft gewoonlijk diep in zee, behalve in de paaitijd. Dan zoeken ze lage gedeelten op, bijvoorbeeld de zandbanken in de Noordzee. Als ze daar worden gevangen zitten ze boordevol eitjes.
Nog niet zo lang geleden las ik over de ontmoeting die een duiker in de Oosterschelde met een snotolf had, een mannetje, opvallend gekleurd vanwege de paaitijd. De duiker noemde de vis, die als ‘lelijkerd’ bekend staat, een beautycase! Mooi als de snotolf of lelijk als de naaktslak, ze verdienen het niet om vanwege hun eitjes of een hardloper te worden geplet, al zijn ze nog zo slijmerig!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten