dinsdag 11 november 2014

Toezien

Voor Wim, mijn oude zonnebloemvriend, is vandaag een bijzondere dag. Hij gaat verhuizen. Samen met zijn medebewoners van Zorgcentrum Alde Steeg. Eindelijk is het zo ver. Het heeft hem wekenlang bezig gehouden en met hem alle andere bewoners. De laatste maanden bracht hij het veelvuldig ter sprake: “Hoe moet dat met de lamp? Waar zal ik die kast plaatsen? De klok, kan die zo’n verhuizing wel overleven? Moet ik die glazen zelf daar naar toe brengen? Is er wel een aansluiting voor mijn computer?”
         Terwijl ik hier over de Hommelstraat ren zie ik hem en andere bekende oudjes, door de gangen van hun, bijna tot op de draad versleten, (bejaarden)huis scharrelen op weg naar de recreatiezaal. Hun eigen kamer is vandaag taboe. In de zaal worden zij tot laat in de middag als bannelingen opgevangen. Daar moeten zij wachten tot hun nieuwe kamer zover is ingericht dat zij er tenminste de komende avond en nacht op zichzelf kunnen zijn en veilig slapen. 
         Wim en zijn trawanten mogen de verhuizers niet voor de voeten lopen. Ik herinner mij die keer dat wij ook bijeengedreven werden. Dat was in de gymnastiekzaal tussen de jongens en de meisjesschool. Die morgen, het zal in de decembermaand van 1955 of 1956 zijn geweest, mochten we ons klaslokaal niet in. We werden naar de zaal gedirigeerd en wachtten daar opeengepakt op de dingen die te gebeuren stonden. Ondertussen zongen we onder leiding van meester Dam. En naderhand, toen we eindelijk weer naar ons lokaal mochten, zag dat er feestelijk uit: op ieders tafeltje een speculaaspop of taaitaai!
         Ook Wim wordt bezig gehouden, tot hij eindelijk naar zijn nieuwe kamer mag. Die heeft hij al gezien. Nog helemaal leeg. Later vandaag zal deze gevuld zijn met vertrouwde spulletjes. Dat zal een feest zijn.
         Verhuizers en zorgcentrumbewoners, twee werelden die verschillen van elkaar zoals de ganzen en schapen die ik nu voor mij zie! Het zijn ganzen, waarvan ik enkele tientallen meters geleden nog meende dat het molshopen zouden zijn, of wellicht pollen en polletjes andersoortig gras. Duizenden liggen er hier in de nog frisgroen ogende weide tussen de Waalbandijk en de Waal. Ertussen en er buitenom tientallen grazende schapen dik schommelend in hun wol. Ik ren er langs en hoor slechts op enkele plaatsen voorzichtig gekwebbel. Het ziet er naar uit dat de meesten van de grote watervogels de slaap nog uit de ogen wrijven. Enkelen rekken en strekken hals, poten en vlerken en in de verte, dicht bij de rivier, is er een bezig met stemoefeningen. Misschien mag hij of zij later op de dag een voorstelling voor de schapen verzorgen, als dank voor hun tolerantie. Die laatste trekken zich van deze vreemde snaters echter niets aan en grazen stug door.
         Zenuwachtigheid zal van deze laatste nacht voor Wim en velen van zijn medebewoners een bijna slapeloze hebben gemaakt. Het is ook een hele gebeurtenis om op zo’n hoge leeftijd een nieuwe woonruimte te gaan betrekken. Als je jong bent is dat spannend. Maar nu, nu je niet langer zelf kunt inpakken en versjouwen, nu je afhankelijk bent en zelfs niet mag toezien hoe anderen jouw klok, die je dubbeltje voor dubbeltje bijeenspaarde, overbrengt en een nieuw plaatsje geeft (“We mogen geen spijkers of schroeven gebruiken, mag de klok wel aan de muur hangen?”), nu zie je daar huizenhoog tegenop.
         O, Wim wist dat dit hem te wachten stond. Toen zijn oude huisje moest worden gesloopt verliet hij dat met pijn. Het was er vol herinneringen die onder het puin terecht kwamen. Die kamer in ‘Het Huis’ zou maar tijdelijk zijn. Een tijdelijkheid die zich langer rekte dan gedacht. Dat nieuwe plekje werd weer eigen, werd opnieuw met gewoonten en herinneringen gevuld.
         Vandaag verlaat hij zijn oude nieuwe kamer voor een appartement. Wat zal hij trots zijn als hij mij mag rondleiden in zijn nieuwe huis!
        

         

Geen opmerkingen:

Een reactie posten