zondag 26 mei 2013

'Komiesekaas'

dinsdag, 21 mei 2013: Ik ben blij met de vrolijke gele boterbloemen, hier en daar tot tapijten samen gegroept brengen zij tenminste nog iets van een lentegevoel bij mij teweeg. De paardenbloemen doen, wat dat betreft, ook wel hun best maar zijn dat doel toch een beetje voorbijgeschoten: zij dragen, bijna zonder uitzondering, maar wel fier, een uitbundige doch saai grauwwit gekleurde ragebol van bijna rijpe zaden, genoeg voor heel veel nakomelingen.
Twee dames wandelen mij tegemoet. Een van hen is uitgerust met een malle paraplu waarvan de kleur mij doet denken aan commissiekaas, een kaassoort die vroeger ook in Opmeer werd gemaakt, watermeloenrood en van het model edammer, maar dubbel zo groot. Ik ben er jarenlang een groot liefhebber van geweest; vanwege de smeuïgheid kon je er van die heerlijk dikke plakken af snijden, als je moeder tenminste niet keek! Aurora vervaardigde deze kaassoort, meen ik, uitsluitend voor de export. Ik heb altijd aangenomen dat deze kaas – zoals iedereen in mijn omgeving noemde ik het ‘komiesekaas’ – zoiets was als komijnekaas.
Pas na vele jaren hoorde ik hoe het eigenlijk zit met die vreemd gekleurde kaas. Dat gebeurde bij De Wit in de Lange Hezelstraat, een kaaswinkel waar iedere verstandige Nijmeegse haar kaas koopt. Wij waren er om een stuk voor Jesse te kopen, hij woonde toen nog in Edinburgh. Aan de winkelbediende vroeg ik naar ‘komiesekaas’. Nadat ik uiteenzette wat ik bedoelde, moest hij nee verkopen en zij hij dat het om commissiekaas moet gaan, een kaassoort die tegenwoordig nog veel in Frankrijk wordt geproduceerd en gegeten. De verkoper legde uit dat de kaas haar typische kleur kreeg om de importbeperking van Frankrijk te omzeilen (later vond ik nog een andere, waarschijnlijk onjuiste, verklaring voor de naam. Het was toevallig ontstaan. Per abuis werd eens, in een grijs verleden, te veel caroteen gebruikt waardoor de kaas in Nederland onverkoopbaar bleek. Om de partij toch te verhandelen werden er commissionairs op gezet.)
Even terzijde: de opgaande zon, de godin Aurora wiens naam ‘onze’ zuivelfabriek zo trots droeg, werd voor Opmeer en de omliggende dorpen een ondergaande zon. De laatste edammertjes verlieten de pakhuizen op 4 december 1993, een jaar na het overlijden van mijn vader. Ik vraag mij af of pa van de opheffing heeft geweten en wat hij daarvan zou hebben gevonden. Het bericht over de sluiting werd namelijk precies één maand voor zijn dood bekend gemaakt.
Terwijl ik over de Waalbandijk ren, nog een behoorlijk eindje van de verkeersbrug vandaan, hoor ik iets vreemds aan het voortrazende verkeer op de Tacitusbrug. Dichterbij begrijp ik het: het nieuwe brugdek ligt veel hoger dan die van de oude brug, zodat het lawaai van motoren en banden over de geluidsschermen golft.
Nog even terug naar de kaas: mijn vader werkte een belangrijk deel van zijn leven als kaasmaker bij de zuivelfabriek in Opmeer. Als werknemer mocht hij in het bedrijfswinkeltje kaas kopen ‘waar wat mee was’. Zoals een kaas waarin het boorgat (door een keurmeester daarin gemaakt om rijping en smaak te controleren) van binnenuit was gaan schimmelen, bijvoorbeeld vanwege de tussenkomst van een schilder die de raamkozijnen in de opslagruimten van een nieuw laagje verf voorzag en wiens oog ‘als bij toeval’ op zo’n onlangs aangeboorde kaas was gevallen. Met zijn stopmes pulkte hij het staafje kaas er voorzichtig uit en peuzelde er zoveel mogelijk van op om het overblijvende ronde stukje korst, zorgvuldig als een puzzelstukje, terug te plaatsen en er ter camouflage een beetje paraffine – in het pakhuis overal voorhanden – over de beschadigde plek te smeren, de stouterd!
Eens meende ik zo’n clandestien geïnspecteerde ‘komiesekaas’, tevreden door pa op de keukentafel gedeponeerd, te herkennen, want die schilder, dat was ik!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten