vrijdag 21 september 2012

Grondstoffelijk

Ik moet wennen aan de temperatuur. Aan het begin van deze laatste zomerdag van 2012 is het slechts acht graden Celsius. Maar hardlopen helpt: ik word al lekker warm. Inmiddels ben ik bijna bovenaan de Hommelstraat waar mij twee blauwe vuilniszakken opvallen. Restafval. Geen zakken met GFT, maar dat is logisch. De bewoners van het buitengebied composteren hun overtollige groen natuurlijk. Zou de gemeente het ophalen van groente, fruit en tuinafval hier achterwege kunnen laten?
Het beeld van twee groene zakken valt weer op mijn geestelijk netvlies. Ik liep er gisterenmorgen in alle vroegte langs op weg naar de touringcar die ons, gasten en vrijwilligers van de Zonnebloemafdeling Beuningen, naar de Floriade ging brengen. Ze stonden ineengezakt tegen een boom geleund. Die vuilniszakken bedoel ik, doordat dezen slechts half werden gevuld. De doorzichtigheid ervan geeft vaak een onplezierig inkijkje in de eetgewoonten van de oorspronkelijke eigenaar. In een van de twee zag ik vijf Kaiserbroodjes! Tamelijk schokkend, vond ik, ook al waren het geen echte maar van die bleke semmelen die je voor gebruik moet afbakken. Te koop in grootwinkelbedrijven als Lidl of Aldi geloof ik. Over de kwaliteit kan ik niet oordelen want ik at ze nooit. Het schokkende voor mij zat daarin dat ik het niet over mijn geweten kan krijgen om voedsel weg te gooien. Met die afkeer ben ik opgegroeid. Tenzij het echt bedorven is natuurlijk. Ik herinner mij nog een groenige zure haring… Maar dat is een ander verhaal.
In het kinderrijke gezin van mijn ouders hadden we er nog nooit van gehoord; tegenwoordig kunnen etenswaren ‘over de datum’ zijn. Ook deze worden in ons gezin genuttigd waarbij onze ogen, reukvermogen en smaakpapillen bepalen of dat veilig kan. Weggooien vinden wij zinloze verspilling van kostbare grondstoffen. In een van de albums van Marten Toonder meent professor Prlwytzkofsky over een dergelijke verspilling (ik citeer vrij): “Praw! Een gans grondstoffelijk probleem. Ja, her Poes, einer ergerlijke verzwanseling der kostbaarlijke natuurvoortbrengselen. Verstaat u?”
Rennend over de Waalbandijk word ik uit mijn peinzen gehaald door een blauwe reiger die enkele tientallen meters voor mij uit als een fregat het dijklichaam zeilend kruist. Ik volg de elegante vlucht van het dier over de uiterwaard.  De reiger verpest zijn vliegverfijndheid door een ferme straal dunne poep naar buiten te schieten. Even krijg ik de indruk dat de vogel met zijn krijtwitte ontlasting de overvliegende weide probeert om te toveren in een sportveld. Dan wordt mijn aandacht gevraagd door het sloopwerk aan de nieuwbouwbrug. Ja, slopen en bouwen liggen hier dicht bij elkaar. De bouw vordert onverstoorbaar zodat de hulppijlers niet langer nodig zijn. Ze worden met de sloopbeitel verpulverd en geschikt gemaakt voor hergebruik. De geleerde Prlwytzkofsky kan tevreden zijn: geen verspilling hier.
Even terug naar die broodjes. Het kan zijn dat de kopers deze waar in hun vrieskist bewaarden en dat deze zijn werkzaamheden onopgemerkt staakte. Hele inhoud bedorven! Het kan. Sterker, het is ons overkomen: We woonden nog in Nijmegen, in de wijk Lankforst. Op de morgen van een vakantie trok ik de stekker uit het stopcontact in de veronderstelling dat ik daarmee de koelkast uitschakelde. Ongeweten zette ik tevens de vrieskast uit (de stekker daarvan zat per abuis nog in dezelfde stekkerdoos.) Onze buurvrouw, die voor de post en de planten zorgde, had veel te stellen met dit kleine drama: smeltwater opdweilen en bedorven eetwaren wegruimen.
Nog zo’n grondstoffelijk probleem: bij de benzine die wij allemaal tanken wordt vijf procent biologische brandstof gemengd. Goed op weg naar een groener Nederland. Toch? Misschien, maar zeker geen groenere aarde. Want elders in de wereld worden vele hectaren tuinbouwgrond voor onze brandstofhonger opgeofferd. Gauw mee stoppen dus!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten