maandag 12 november 2018

Notendop

Het is niet koud. Twaalf graden en de zwakke wind lijkt nog meer warme lucht aan te dragen. Het daglicht is als op een zwaarbewolkte herfstdag. Deze dag wijkt daar nauwelijks vanaf, temeer door de hoge vochtigheidsgraad, tweeënnegentig procent. Het stemt me niet eens somber, deze donkere dag. Zelfs niet de treurigstemmende zieken in mijn familie en vriendenkring bedrukken me op dit moment niet. Zoals mijn zus Tiny die binnen afzienbare tijd haar lichaam achter zal laten en deze dagen al haar dierbaren om zich heen verzamelt om lieve en misschien ook minder lieve herinneringen op te halen nu dat nog kan, Peter die zijn laatste dagen slijt en het evengoed nog druk heeft met finale ervaringen en regelingen en regietaken rond het onoverkomelijke afscheid en Joop die de rust niet krijgt om in het reine te komen met de wetenschap dat de artsen niets meer voor hem kunnen doen maar in plaats daarvan weer opgenomen is om hem te helpen met zijn benauwenis en  infecties vanwege een niet tijdig opgemerkte blaas- en longontsteking. 
Wandelend over de Dwarshommelstraat denk ik aan deze drie mensen, alle drie rond vijfenzeventig jaar, alle drie al sinds mijn geboorte en beginnende volwassenheid in mijn leven, in ons leven. Samen met de droefgeestige weersomstandigheden en de pijntjes en stijfheid die een marstempo onmogelijk maken, zijn dat voldoende redenen voor somberen en muizenissen. Toch voel ik mij optimistisch en tevreden met het bestaan. Er komt zelfs een liedje in mij op dat ik leerde van de onderwijzers van de lagere jongensschool, Pannemans of Dam (Van Gemert was meer van de vertellingen). Misschien is dat vanwege het dikke herfstbladerentapijt dat hier door de lange rij bomen is neergelegd als kleurige confetti op het pad van een bruidspaar, met dit verschil dat alleen de bruidegom gebruik van deze feestelijke loper maakt. Mijn bruid kan mij vandaag niet vergezellen omdat zij zich dienstig maakt met een bezoek aan een oude dame waarmee zij gedurende een lange reeks van jaren bevriend is.
Misschien is het door het ritselen van de uitgedroogde bladeren dat ik aan het lied van de veldmuis denk. Hoe ging het ook alweer. Wat waren de woorden? Het had te maken met een notendop, een walnotendop waaraan hij wielen monteerde? Ik weet nog dat het een vrolijk liedje was, maar ook met droevige elementen: met de veldmuis liep het niet echt goed af. Ik zong het graag. Ik mag wel zeggen, de hele klas zong het graag want we deden dat zo enthousiast dat de ruiten ervan trilden. Als ik mijn ogen dicht doe, en dat kan best even op deze stille straat, hoor ik de klas van meester Dam. Daardoor vind ik de melodie die ik zachtjes fluit met lippen die zich vanwege onwennigheid maar moeilijk laten vormen. Steeds opnieuw fluit ik het vierregelige couplet – er waren er meer – en het refrein dat tweemaal herhaald wordt. Het klinkt vrolijk door de stilte van het landschap en het spijt mij dat ik niet word vergezeld door mijn oudste broer die veel beter fluiten kon. Gebrekkig of niet, ik trek me niets aan van een tegemoetkomende fietser. Het lied versterkt mijn optimistisch gemoed en helpt me de eerste twee regels bijna in zijn geheel terug te vinden. Het beestje vond dus geen walnoot: ‘Een veldmuis vond in ’t beukenbos een lege notendop. Hij poetste hem met tralala la   een beetje op…’ (tja, waarmee poetste hij het op?) En hij maakte er een karretje van, niet te verwarren met Een karretje dat langs de zandweg reed, maar hoe deed het muisje dat ook alweer?
Ik zing de hervonden tekst, onwennig nog, en maak het couplet en het refrein af met onzinwoordjes. Na enkele pogingen komt het refrein terug: ‘Nu rijd ik van de heuvel af zonder het minst gevaar…’ (twee keer).
Het internet biedt uitkomst. Daar zie ik dat ik het refrein niet helemaal goed had. Evengoed vond ik het een nuttige wandeling.


1 opmerking:

  1. Goed om hier zo'n opgewekt bericht van je te lezen, Simon. Vorige week kwam ik Timothy tegen, die me vertelde dat hardlopen en ook gewoon wandelen je niet zo best af gaan. Dat lijkt me iets om flink chagrijnig van te worden. Fijn dat je nog kunt fluiten en zingen.

    BeantwoordenVerwijderen