dinsdag 4 april 2017

Oefenen

Dit rondje hardlopen gaat op therapeutische basis. Overigens, tegenwoordig is je ziekmelden nauwelijks nog een optie als je niet zo lekker in je vel zit. Een werkgever verwijst je onmiddellijk naar de bedrijfsarts en die zet je snel weer aan het werk: therapeutisch, weliswaar, en volgende week terugkomen! Zelfs werkloos en genietend van een pensioen ontkom je er niet of nauwelijks aan, als je er tenminste de hulp van artsen of therapeuten bij inschakelt. Dit ‘oefenrondje’ wordt, zoals afgelopen vrijdag, niet langer dan vijf kilometer.
Tot nog toe gaat het goed, iets beter dan vrijdag lijkt mij. Maar zoals toen lukt het me nauwelijks om mijn pijntjes en belemmeringen los te laten, om ontspannen te rennen. ‘Kom op, Simon,’ pep ik mezelf op, ‘doe liever wat zie ik, da’s beter dan wat voel ik!’ En als om deze opwekking te ondersteunen springt het rijtje verwilderde hoogstamkersenbomen in mijn blikveld. De bomen zijn uitgebarsten in woest-mooie bloesemwolken. Ze toveren als het ware een lach om mijn mond. En niet alleen bij mij. Ook enkele mussen en merels verkeren duidelijk onder invloed. Ik ren ontspannen langs hen heen en probeer dit uitzonderlijke lentebeeld op mijn hersenen te etsen. Nu komt ook nog het mij bekende schoolmeisje tegemoet fietsen (zie ‘Verstekeling’). Het kan vandaag niet op! Het is lang geleden dat ik haar hier op de Hommelstraat tegenkwam, maar zij is het, ongetwijfeld. Ik herken haar aan haar schommelende paardenstaart. Vandaag ontbreekt de bloemenslinger rond het stuur van haar fiets en draagt zij geen jas met een bontkraag langs de capuchon. Vandaag ontbreken helaas ook haar glimlach en haar vrolijke groet. Terwijl wij elkaar passeren acteert heel haar houding dat zij mij niet ziet, mijn groet niet hoort en mij niet wil herkennen. Jammer. Zelfs de bloesemende kersenbomen zullen haar niet kunnen vermurwen, ben ik bang. Het geeft mij een gevoel van verlatenheid (later, bij de koffie, lees ik in de Gelderlander de column ‘Wie goed groet, goed ontmoet’, van René Diekstra, waarin hij ongeveer mijn gevoel omschrijft.)
Zitten. Gisteravond gebeurde het weer. Langdurig zitten in De Vereniging voor de filmvoorstelling van ‘Nijmegen Blijft in Beeld’, verergerde naderhand het probleem met mijn spieren. Het was trouwens wel een interessante film. We leerden er ook nog van. Bijvoorbeeld dat de werkloosheid vlak voor de Tweede Wereldoorlog in Nijmegen groot was: meer dan zeventig procent! Het leukste fragment, vond ik, was de fabricagelijn voor zeepjes. Traag kropen zachte zeepstromen in lange worsten uit de vulmachine die met een koperdraadje op de goede lengte werden gesneden. Tientallen, meest vrouwelijke, werknemers pakten deze stukjes zachte zeep op om ze in een mal te leggen waarin de zeep vervolgens in de uiteindelijke vorm werd geperst, compleet met merknaam Castella in sierlijke letters. Vervolgens werden de blokjes zeep met behulp van machines in papier en doosjes verpakt, om ze tot slot in verzenddozen te verzamelen. Bijna alles gebeurde met de hand, zodat we wel begrepen waar veel van de Nijmeegse werklozen emplooi vonden: onder andere bij Dobbelmann!
Mijn fysiotherapeute denkt ook dat door (verkeerd) zitten het onheil is ontstaan; dat zenuwuiteinden werden geïrriteerd en deze irritaties vervolgens de problemen met mijn spieren hebben veroorzaakt. Die verstijving van spieren, aanvankelijk halverwege in mijn rug, is zoetjesaan naar lagere regionen gedaald, als een bloeduitstorting rond een blauw oog die, onder invloed van de zwaartekracht, langzaam maar zeker naar je hals uitzakt. Anke gaf mij een aantal verrichtingen op waarmee ik ruimte in mijn bekken kan maken en zij raadde mij aan veel te oefenen. ‘En blijf hardlopen! Niet lang, vijf kilometer is goed en als het niet gaat maak je er vier van. Van hardlopen gaat niets kapot.’
O ja, en volgende week terugkomen!


1 opmerking: