vrijdag 11 december 2015

Pijntjes

Zoals gebruikelijk word ik geplaagd door kleine pijntjes waardoor ik de neiging heb me daarmee en met het hardlopen zelf, bezig te houden. Soms stemmen zij mij zelfs pessimistisch. Dan vraag ik mij af of ik het zal volhouden, vandaag. Waarom doe ik dit mezelf aan, denk ik dan, of, zal ik alvast omkeren? Soms moet ik mijzelf toespreken: kom op Simon, gewoon doorrennen, je weet best dat het zo meteen is alsof het helemaal vanzelf gaat.
Vandaag is zo’n dag, dat ik mezelf tot de orde roepen moet, bedoel ik. Evengoed ben ik in gedachten even bij Jeanne; toen ik net haar appartement passeerde was haar huiskamer verlicht al was het de etalage van een woonwinkel. Nu zij haar pols brak, betekent die verlichting waarschijnlijk dat zij door thuis- of buurtzorg geholpen wordt om zo goed mogelijk aan deze nieuwe dag te beginnen.
Bij Marie daarentegen is het donker en zijn de gordijnen stijf gesloten.
Als vanzelf dwalen mijn gedachten af en ren ik voor ik het goed en wel in de gaten heb over de Waalbandijk en langs de Loenensche Wel, waarin het waterpeil weer behoorlijk is gezakt ten opzichte van een week geleden. Een specht is druk aan de arbeid. Hij hamert er lustig op los, zoals de smid in het lied dat meester Dam ons regelmatig in de zesde klas liet zingen. Zo vaak, dat de melodie en de tekst als vanzelf boven komen: de smid, ja de smid, is aan ’t smeden, aan ’t smeden/ hij slaat met zijn hamer beneden, beneden/ hij slaat, dat de smids ervan dreunt, ervan dreunt/ terwijl hij z’n liedeke neu-heu-riet/ ’t ijzer is warm, staal in de arm/ ’t ijzer is he-heet, lustig gesmeed.
Deze specht klinkt echter meer als een klophamer waarmee steeds, met korte onderbrekingen, kleine brokjes beton worden weggeslagen. Daarvan krijg je geen ‘staal in de arm’. Daar gaat hij weer: rakke-takke-takke-takke-takke-takke-takke-takke-takke-tak. Ik denk aan een fuga, aan een ‘klophamerfuga’, maar dat is niet helemaal correct omdat van meerstemmigheid geen sprake is. Dan voegt zich een vogelstem bij het hameren en begint het ergens op te lijken. Het is een sperwer die uitdagend roept dat hij mee wil doen, zo meen ik in zijn opgewonden stem te horen. Even is het stil, maar als ik vlakbij de Brugstraat ben, zet de specht opnieuw in en vult de sperwer aan.
Omdat ik hem afgelopen dinsdag ook hoorde, de sperwer, heeft de snelle roofvogel die volgens Frans in een van de pylonen van de Tacitusbrug woont, waarschijnlijk het ontoegankelijke bosje op het landgoed rond Slot Doddendael tot zijn territorium gemaakt. Ik ben te weinig vogelkenner om te kunnen gissen waarom hij nu zo geagiteerd roept. Misschien jaagt hij prooidieren op zoals een meute jachthonden dat met hun stemmen doen.
Gisteravond zagen we de zesde aflevering van ‘The Hunt’, waarin een jonge sperwerarend ons zijn jachttechniek demonstreerde. Met fel begerende ogen keek hij naar een zwerm kanoeten. Ik herinnerde mij de wolken bestaande uit honderdduizenden van deze strandlopertjes, die ik tijdens een waddenwandeltocht in een subliem ballet vlak boven de horizon zag zwalken: uitdijend, weer inkrimpend, als een windvlaag naar links en weer naar rechts uitrekkend, omhoog golvend en weer omlaag. Wonderschoon.
Het lukte de snelle sperwer niet om een enkele kanoet in deze beweeglijke wolk te lokaliseren zodat zijn jacht vergeefs was. Pas toen hij een eenzame scholekster bespeurde kreeg hij na een spectaculaire achtervolging, loon naar werken.
De verouderde tuien van de Tacitusbrug hangen er nog steeds, slapper dan vrijdag en dinsdag. In een opwelling neem ik de traptreden naar boven, misschien vind ik de nestplaats van de sperwer, maar het fietspad is geblokkeerd. Dan besluit ik via de Van Heemstraweg, Ewijk en de Koningstraat weer naar huis te rennen.
Pijntjes?
Nee, hoezo?



Geen opmerkingen:

Een reactie posten