dinsdag 14 oktober 2014

Flessenpost

Boven Waalbandijk en Uiterwaard zwermt een grote groep vogels. Aalscholvers, gok ik. Als er sprake is van een vooropgezet vliegplan is het patroon daarvan zo ingewikkeld dat ik het niet kan overzien, terwijl de afzonderlijke vogels zich daar moeiteloos, sierlijk en in strenge stilte aan overgeven. De zwerm rekt uit, krimpt in, verbreedt zich, stijgt op en daalt. Even zie ik het beeld van de groep dolfijnen die een vissersboot in de Noordzee begeleidde, zoals het televisiejournaal ons dat een aantal dagen geleden liet zien.
         Ik ren plomp achter de vlucht aan en word beschenen door de nog laagstaande zon achter mij, wier licht oudroze weerkaatst tegen de verre pylonen van de Tacitusbrug. De snelheid van de zwerm is vele malen hoger dan die van mij. De vogels verwijderen zich steeds verder tot zwarte stipjes boven de verkeersbrug.
         Op de hoogte van de nevengeul, Loenensche Wel, keert de zwerm aalscholvers, toch nog plotseling, terug. Zilverreigers, vermoedelijk grote zilverreigers waarvan ik er negen tel, en een paar blauwe familieleden die op de drooggevallen oever geconcentreerd in het water staren, springen nerveus op als de zwarte, slanke watervogels zich met veel kabaal in het donkere water storten. In de korte tijd die gedurende de landing passeert, ziet het water er uit alsof een dichte school vissen in alle hevigheid een schuimlaag op het water tovert. Het duurt een poosje voordat de rust is teruggekeerd.
         Onderwijl ik verder ren denk ik weer aan de IJslandse toeschouwers die de spelers van hun voetbalteam uitbundig toejuichen na hun gedroomde overwinning. De Oranjeselectie daarentegen druipt geslagen af richting kleedkamers, evenals hun vrolijk uitgedoste supporters.
         Als ik de bondscoach van het Nederlands Elftal was, zou ik verlangen naar een eenvoudiger baantje. Bijvoorbeeld een groep aalscholvers coachen bij hun zoektocht naar paling in het IJsselmeer (mits deze vissers niet ten minste zo eigenzinnig zijn als sommige van mijn sterspelers volgens een aantal commentatoren.) Minimaal zou ik een aantal dagen wegkruipen, ergens op deze wereld in een behaaglijk hoekje, een plaats dat aan niemand bekend is dan uitsluitend aan mijzelf. Als ik Guus was, zou ik alles waarmee ik met de buitenwereld kan communiceren, afsluiten. Geen radio, televisie, kranten. Geen praatje met de buren.
         Niemand kan mij bereiken voor een persoonlijk vraaggesprek. Ik hoor niet de meningen van deskundigen en zogenaamde kenners. Commentaren in kranten gaan aan mij voorbij, ik houd mij doof voor Louis en zelfs de evaluatiesessies van de selectie vinden buiten mij om plaats.
         O ja, er is wel één ding. Voordat ik van IJsland vertrek, zou ik bij Grótta, het kleine schiereilandje bij Reykjavik, flessenpost in de oceaan werpen. Die doet er lekker lang over voordat mijn verklaring Nederland bereikt.
         Gelukkig ben ik Guus niet, Guus staat voor zijn team!
        

         

Geen opmerkingen:

Een reactie posten